Übungen zu Fragewörtern

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Willkommen!

Fragewörter

                    Fragewörter

                                       wir üben!

Welke Duitse vraagwoorden ken je al?

Vertaal naar NL:
Wer bist du?

1. Hoe ben je?
2. Wie ben je?
3. Wat ben je?
4. Waar ben je?

Vertaal naar het Duits "waarom"

1. warum
2. wieso
3. wie
4. wer

Wat is waarheen in het Duits?

1. wo
2. woher
3. wohin
4. wozu

wat betekent het Duitse woord "wer"?
Schrijf op in het NL.

Wer

Wie

Woher

Wo

Wann

Warum

Wohin

waar

Was

Wie

Hoe

waarvandaan

wanneer

waarom

waarheen

wat

Wat beteken deze Duitse vraagwoorden in het NL? wo/wann/wohin

1. wanneer/als/waarvandaan
2. wie/wanneer/waarheen
3. waar/wanneer/waarheen
4. waar/wanneer/waarvandaan

Vindt het juiste antwoord in NL:
Wohin geht die Reise?

1. Ik ga boodschappen doen.
2. Nee, ik heb geen interesse.
3. Ik reis deze zomer naar het buitenland.
4. Nee, dank u.

Vindt het juiste antwoord in NL.
Was ist das?

1. Ich bade jetzt.
2. Es ist ein Bild.
3. Ich habe keine Ahnung.
4. Mir doch egal.

Fragewörter