Mon sport

Mon sport
Période 4
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Mon sport
Période 4

Slide 1 - Diapositive

Période 4
  • 18 mei: s.o. voca et expressions
  • 25 mei: luistertoets
  • 8 juni: mondeling 'mon sport'
  • week 25: SE - week

Slide 2 - Diapositive

Weektaak
  • Nakijken tâche 1
  • Maken tâche 2
  • Zesde uur: luistervaardigheid oefenen via woots.

Slide 3 - Diapositive

pour parler des activités
Jouer à et faire de

Slide 4 - Diapositive

Jouer à / de + faire de
  • parler des activités
  • spelletjes, sporten en  muziek spelen
  • voorzetsels à + de horen erbij

Slide 5 - Diapositive

Jouer à / de
  • teamsporten (je joue au rugby)
  • muziek (il joue de la guitare, il joue du piano)
  • spelletjes (ils jouent aux jeux vidéos)
à + le = au
de + le = du
à + les = aux
de + les = des
de + la blijft hetzelfde, à + la blijft hetzelfde

Slide 6 - Diapositive

Faire de
  • alle sporten (je fais du foot, ils font de l'escrime)
  • muziek (il fait de la guitare, il fait du piano)
  • huishoudelijke klusjes (tu fais de la vaiselle)
  • géén spelletjes, daar gebruik je jouer voor
de + le = du
de + les = des
de + la blijft hetzelfde, de + l' blijft hetzelfde

Slide 7 - Diapositive

Zeg dat je piano speelt (meerdere antwoorden kunnen goed zijn)
A
je joue de le piano
B
je joue au piano
C
je fais au piano
D
je fais du piano

Slide 8 - Quiz

Zeg dat je gamet (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
je joue aux jeux vidéos
B
je fais des jeux vidéos
C
je joue à les jeux vidéos
D
je joue des jeux vidéos

Slide 9 - Quiz

Zeg dat je gitaar speelt (la guitare)

Slide 10 - Question ouverte

Zeg dat je basketbalt (2x) (le basket)

Slide 11 - Question ouverte

Fatiguant: 
Blessé: 
Muscles: 
Coeur:
Règles de jeu:
Copains: 
Une heure par jour: 

Slide 12 - Carte mentale

Comptez en français

Slide 13 - Diapositive

Comment faire?
  • kan je tot 20 tellen?
  • ken je de tientallen?
  • weet je wanneer je 'ET' gebruikt
  • weet je wanneer er een streepje staat
  • ken je de 'gekke getallen'

Slide 14 - Diapositive

Gekke getallen
  • 70: soixante - dix
  • 80: quatre - vingts 
  • 90: quatre - vingts - dix

Slide 15 - Diapositive

Wanneer streepje?
  • Altijd tussen tiental en eenheden, behalve 21, 31, 41
  • trente-trois, quarante-cinq

Slide 16 - Diapositive

30?

Slide 17 - Question ouverte

40?

Slide 18 - Question ouverte

50?

Slide 19 - Question ouverte

60?

Slide 20 - Question ouverte

57?

Slide 21 - Question ouverte

82?

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

7

Slide 24 - Vidéo

00:15
Marcher, courir, pédaler, jouer au foot...
Welke sporten worden hier benoemd?

Slide 25 - Question ouverte

00:56
Welke voordelen van sporten heb je gehoord of gezien?

Slide 26 - Question ouverte

01:01
Wat is niet altijd makkelijk?
(apprendre les règels et les respecter)
A
Spelregels snappen en tegen je verlies kunnen
B
Zonder overtredingen spelen
C
Op tijd komen op de training
D
Beleefd blijven tegen de scheids

Slide 27 - Quiz

01:10
Wat doet 'endorphine'?

Slide 28 - Question ouverte

01:20
Welk voordeel wordt nog meer genoemd?

Slide 29 - Question ouverte

01:27
Sur terre, dans l'eau ou en plein air: waar kun je sporten beoefenen?

Slide 30 - Question ouverte

01:36
Le médecin conseille de faire du sport une heure par jour. Wat raadt de dokter aan?
A
Een half uur per dag te sporten
B
Minimaal 1 sport te beoefenen
C
Buiten te sporten
D
Een uur per dag te sporten

Slide 31 - Quiz