Recap grammar

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

What are we going to learn today?
Goals
Recap grammar
Oefentoets
Finished? Gimkit

Slide 2 - Diapositive

Goals
At the end of the lesson, you will have better knowledge about
the grammar items of chapter 4.

Slide 3 - Diapositive

Articles

Slide 4 - Carte mentale

Articles
  • Articles -->Lidwoorden
  • Nederlandse articles--> de, het, een
  • Engelse articles--> a, an, the

Slide 5 - Diapositive

A/AN
  • Als je in het Nederlands het lidwoord een voor een zelfstandig naamwoord zet, dan gebruik je in het Engels de lidwoorden a of an

  • Ze verwijzen naar iets algemeens (a bike = een fiets). 

Slide 6 - Diapositive

An
  • Het lidwoord an gebruik je voor woorden die beginnen met klinker of een klinker geluid. 

  • Klinker: A,E,I,O,U

  • Voorbeelden:
  1. He gave me an offer I can't refuse.
  2. I just witnessed an accident at the crossing.
  3. She was an hour late at work. ('hour' spreek je uit als 'our', dus een klinker geluid)

Slide 7 - Diapositive

A
  • Het lidwoord a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker of een medeklinker geluid.

  • Medeklinker: B,C,D,F,G,H,J,K,L,M,N,P,Q,R,S,T,V,W,X,Y,Z

  • Voorbeelden:
  1.  I am sitting at a table.
  2. This is going to be a great day!
  3. That is a once in a lifetime opportunity! ('once' spreek je uit als 'wans' en begint dus met een w-klank, oftewel een medeklinker geluid)

Slide 8 - Diapositive

The
  • Als je in het Nederlands de lidwoorden de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, dan gebruik je in het Engels het lidwoord the.

  • Het verwijst naar iets specifieks (the bike = de fiets).

  • Voorbeeld:
  1. De zon schijnt vandaag vel.
  2. The sun is shining brightly today. 

Slide 9 - Diapositive

The
  • Je gebruikt the niet als je praat over mensen, dieren of dingen in het algemeen.

  1. The books are on the table. (specifieke boeken)
  2. I like reading books. (boeken in het algemeen)


  • Soms gebruik je the niet bij woorden als ziekenhuis, kerk, school, universiteit, gevangenis.

  • I am at the prison. (je bent op bezoek)              I am at the school. (je bent op bezoek)
  • I am in prison. (je bent een gevangene)            I am at school. (je bent een leerling)

Slide 10 - Diapositive

Imperative

Slide 11 - Carte mentale

Imperative (gebiedende wijs)
Sta op! Doe de deur dicht! Scheer je weg! 
Dit zijn allemaal voorbeelden van de gebiedende wijs. 
In de gebiedende wijs beveel je iemand om iets te doen.

Slide 12 - Diapositive

Imperative
Met de gebiedende wijs (the imperative) zeg je dat iemand iets moet doen. 

Dit kun je bedoelen als bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing

In het Engels begint de gebiedende wijs altijd met het hele werkwoord zonder to

- Run away son! (bij bevel of waarschuwingen zet je een uitroepteken)
- Hand that book over to me, John. (bij advies of aanwijzing zet je een punt)
- Tell me the final score.

Slide 13 - Diapositive

Imperative
Je kunt de gebiedende wijs ook gebruiken om te zeggen dat iemand iets niet moet doen. 
Je gebruikt dan altijd don't vóór het werkwoord.


- Don't put your towel over there.
- Don't ask me to come over.
- Don't invite him to my party, Jennifer.

Slide 14 - Diapositive

Present continuous

Slide 15 - Carte mentale

Present continuous
Present continuous: onvoltooid tegenwoordige tijd
Wanneer 1: om aan te geven dat iets nu gebeurt en nog een tijdje doorgaat in het heden
Voorbeeld: 
I am reading the newspaper right now.
He is laughing at me at the moment. 

Slide 16 - Diapositive

Present continuous
Wanneer 2: als iets je ergert
Voorbeeld: 
 That dog is always barking.

Slide 17 - Diapositive

Present continuous
Wanneer 3: voor acties en gebeurtenissen die langer duren of niet afgelopen zijn.
Voorbeeld: 
My brother is learning to drive.
I am reading all the Harry Potter books this month.

Slide 18 - Diapositive

Present continuous
Vorm: vorm van to be+werkwoord+ing
Ik          I              am             playing
Jij        You        are             playing
Hij        He         is                playing
Zij         She      is                playing
Het       It           is                playing
Wij        We       are             playing
Jullie   You      are             playing
Zij        They     are            playing

Stap 1: Onderwerp
Stap 2: Kies de juiste vorm van to be
Stap 3: werkwoord overschrijven
Stap 4: ing erachter plakken

Slide 19 - Diapositive

Present continuous
Spelling regels 1
Werkwoorden die eindigen op een -e:
- to have: He is having dinner.
- to give: Our father is giving us many compliments.
--> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.

Slide 20 - Diapositive

Present continuous
Spelling regels 2
Als het werkwoord 1 lettergreep is en het eindigt met een medeklinker verdubbel je de laatste letter.
Bijvoorbeeld:
Sit--> Sitting
Cut-->cutting


Slide 21 - Diapositive

Present continuous
Signal words:
Right now, at the moment, Look!, Listen!

Voorbeeld:
I am baking a cake right now.
Look! It is raning.

Slide 22 - Diapositive

Present simple

Slide 23 - Carte mentale

Present simple
Present simple: tegenwoordige tijd
Wanneer: feiten gewoonten, dingen die we regelmaat doen
Voorbeeld:
The sun rises in the East.
I never get up early at the weekend.
We have maths at 9'oclock every day.

Slide 24 - Diapositive

Present simple
Vorm:
hele werkwoord
werkwoord+s 
werkwoord+es


Onderwerp
Werkwoord
Walk
Teach
Be
Play
I
walk, teach, am, play
You
walk, teach, are, play
He/she/It/Jane
(SHIT regel)
walks, teaches, is, plays
We/They/Jand and Mikel
walk, teach, are, play

Slide 25 - Diapositive

Present simple
Signal words:
Always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week, every (week,monday)

Slide 26 - Diapositive

Verschil tussen present continuous en present simple

Slide 27 - Carte mentale

Present simple
Present continuous
Wanneer
feiten gewoonten, dingen die we regelmaat doen
1. om aan te geven dat iets nu gebeurt en nog een tijdje doorgaat  in het heden
2. als iets je ergert
3. voor acties en gebeurtenissen die langer duren of niet afgelopen zijn.

Vorm
hele werkwoord
werkwoord+s (shit regel)
werkwoord+es (shit regel)

to be+werkwoord+ing
1: onderwerp
2: to be= am, are, is 
3: werkwoord
4: ing
Let op spelling regels! 
 

Signal words
Always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week, every (week,monday)
Right now, at the moment, Look!, Listen!

Slide 28 - Diapositive

Oefentoets
Oefentoets
Time? 20 minutes
Finished? Google classroom--> live worksheets or gimkit

Slide 29 - Diapositive