4.3 lezen les 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom!

Hoofdstuk 4 'Lezen'

 Schrift

   Pen

Goedemorgen! 

Wat ligt er op je tafel?

• Samen de instructie doorlopen
• Je maakt aantekeningen in je schrift
• Zelfstandig opdrachten maken
  

Vandaag

Spoorboekje

•  Je weet wat tekstdoelen zijn;
• Je herkent tekstsoorten;
• Je leert over beeld en opmaak van een tekst;
• Je leert wat het leespubliek van een tekst is.

LESDOELEN H4.3

4.3 Lezen Aantekeningen 

Beeld en opmaak:

De manier waarop een tekst en illustratie (plaatjes) worden weergegeven.

• lettergrootte en type;
• gebruik van kleuren;
• verdeling tekst en beeld over de bladzijde;
• plaatjes bij de tekst.

Een ander woord voor beeld en opmaak samen is: lay-out

Veel bedrijven hebben ook een eigen plaatje, wat je herkent, dat altijd hetzelfde is: logo

Extra aantekeningen kader:

Beeld en opmaak:

Veel bedrijven hebben een eigen manier van vormgeven. Ze hebben een eigen huisstijl. 

Wat is een tekstdoel ook alweer?

Tekstdoel: doel van de schrijver als hij de tekst schrijft

Tekstsoort: alle teksten met hetzelfde tekstdoel

Klassikaal opdracht 2 doen. Tip: als je in lesgeefmodus op het plaatje klikt, wordt-ie uitvergroot.

Schrijf het schema van tekstdoel en tekstsoort over in je aantekeningenschrift.

Hoe noem je dit? De appel, ik wil niet de bedrijfsnaam.

Bij welke bedrijven horen
deze logo's

Waar denk je over na bij beeld en opmaak? (3)

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?

Aan de slag!

Maken opdracht 1 t/m 9

Wat?
Met wie?

Eerder klaar?
En daarna?

Zelfstandig

Ga aan de slag met 4.1 fictie

Samen nakijken

Kader:

H4.3 - opdr. 1 t/m 6

Welkom!

Hoofdstuk 4 'Lezen'

Les 2

 Schrift

   Pen

Wat ligt er op je tafel?

Een schrijver schrijft zijn tekst voor een bepaalde groep lezers. 

(Het tijdschrift 'Voetbal International' heeft andere lezers dan het tijdschrift Tina.) 

De groep lezers voor wie een tekst is geschreven, noem je het leespubliek.

Je kunt vaak zien voor welk leespubliek een tekst is geschreven. Kijk bijvoorbeeld naar:

• de afbeeldingen

• de bron

• het taalgebruik

• het onderwerp

Extra aantekeningen kader:

Je kunt vaak zien voor welk leespubliek een tekst is geschreven. Kijk bijvoorbeeld naar:

• het soort plaatjes;

• de bron;

• het taalgebruik;

• het onderwerp;

• hoe de lezer wordt aangesproken: met u of jij.

overtuigen ?

informeren ?

activeren ?

amuseren ?

signaalwoorden. 

Welke?

Maken opdracht 4.3 opdracht 10 t/m 22

Dit is ook je huiswerk!

Kader niveau........kijk nog even met mij mee!

Kernzin en toelichting:

De kernzin:

• de zin met de belangrijkste informatie;

• meestal de eerste zin van de alinea;

• soms de laatste zin van de alinea.

De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting bij de kernzin. Meestal is dit een uitleg of een voorbeeld.

Kernzin en toelichting:

Tot morgen!

Denk aan je huiswerk!