toetsweekevaluatie klas 1

• Mentorles
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hoe ging de toetsweek?

Ik vond de toetsweek fijner dan een gewone lesweek

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

In de toetsweek had ik meer vrije tijd dan in een gewone schoolweek.

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

In de week vóór de toetsweek had ik al veel geleerd voor de proefwerken.

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

In de toetsweek had ik genoeg tijd om alle proefwerken te leren.

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

In de toetsweek heb ik mij goed aan mijn planning gehouden

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

In de toetsweek heb ik 's nachts goed geslapen

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

In de toetsweek was ik niet zenuwachtig.

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

In de toetsweek had ik steeds de goede spullen bij me (b.v. rekenmachine bij AK).

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Ik heb de proefwerken in de toetsweek goed gemaakt.

1. waar
2. twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Lees onderstaande tekst:

Bij de volgende vragen beoordeel je hoe goed je dacht dat je de toetsen had gemaakt. Het gaat dus niet om je daadwerkelijke cijfer dat je hebt gekregen. Die kan JN namelijk al zien in magister :-)

Engels heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Geschiedenis heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Latijn heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Muziek heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Nederlands heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Wiskunde heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Frans heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Aardrijkskunde heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

Biologie heb ik goed gemaakt

1. waar
2. ik weet niet / twijfel
3. niet waar
4. helemaal niet waar

De volgende keer ga ik het volgende anders aanpakken:

Dit vak(ken) had ik niet goed geleerd

Bij dit vak(ken) was ik iets vergeten te leren:

Bij dit vak(ken) had ik iets extra's gedaan (b.v. mindmap gemaakt):

Tip aan jezelf of de klas: