Semana 25 Preparar para la prueba

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen

En esta clase... Indeze les...

1. ... practicáis con leer y escribir oefenen jullie met lezen en schrijven

2. ... preparáis para la prueba bereiden jullie je voor op de toets

El verbo "recomendar"

Het werkwoord "recomendar" betekent "aanbevelen".

In de vervoeging van het werkwoord zit een klinkerwisseling (e wordt ie).

yo                           recomiendo

tú                            recomiendas

él, ella, usted     recomienda

nosotros/-as     recomendamos

vosotros/-as     recomendáis

ellos, ellas          recomiendan

El verbo "recomendar"

Het werkwoord "recomendar" wordt gebruikt met een meewerkend voorwerp.

Want je raadt iets aan aan iemand anders; of iemand anders raadt aan jou iets aan:

¿Qué me recomiendas?                                                     Wat beveel je me aan?

Te recomiendo ir al mercado.                                          Ik beveel je aan om naar de markt te gaan.

(A mi madre) le recomiendo ir a la playa.                   Ik beveel (mijn moeder) haar aan om naar het                                                                                                             strand te gaan. 

(A mi amigo) le recomendamos ver una peli.          We raden (onze vriend) hem aan om een film te                                                                                                         kijken.

In het Spaans komt dit "voornaamwoordje" voor het werkwoord!

A practicar

¿Cómo se dice ... en español?

1. Wat raad je mij aan?

2. Wij raden jullie aan om naar het strand te gaan.

3. Marlieke raadt hem aan om goed te leren.

4. Ik raad jou aan om zondag te gaan.

Moeilijk? 

* Bepaal eerst wie het onderwerp is; maak op basis daarvan de juiste vervoeging van het ww.

* Aan wie wordt iets aangeraden? Zet diegene om in een voornaamwoord en zet vóór het ww.

A practicar

¿Cómo se dice ... en español?

1. ¿Qué me recomiendas?

2. Os recomendamos ir a la playa.

3. Marlieke le recomienda estudiar bien.

4. Te recomiendo ir el domingo.

Moeilijk? 

* Bepaal eerst wie het onderwerp is; maak op basis daarvan de juiste vervoeging van het ww.

* Aan wie wordt iets aangeraden? Zet diegene om in een voornaamwoord en zet vóór het ww.

Tú y usted

Wat betekent "tú?

Wat betekent "usted"?

In welke situaties gebruik jij deze woorden in het dagelijks leven?

Tú y usted

LT p. 31 ej. 5 

We lezen samen de tekst en bespreken klassikaal of je "jij" of "u" zou zeggen in deze situaties.

Denk je dat mensen in Nederland meer of minder respectvol zijn dan in Spanje? Of is dat hetzelfde?

Tú y usted

Tutoyeren = dat je mensen met "jij" aanspreekt

Vousvoyeren = dat je mensen met "u" aanspreekt

In het Spaans lees/hoor je dit niet alleen aan de woorden "tú" en "usted" zelf, je leest/hoort het ook aan de werkwoordvervoeging.

Tú y usted

Saber (weten)

(yo)                                      sé

(tú)                                      sabes           ¿Sabes dónde está la playa?

(él/ella/usted)                sabe             ¿Sabe dónde está la playa?

(nosotros/-as)               sabemos

(vosotros/-as)               sabéis

(ellos/ellas/ustedes)  saben          ¿Saben dónde está la playa?      

Deberes Huiswerk

Maak de schrijfopdracht af.

Check of je alle toetsstof snapt.

¡Hasta luego!

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ... hacéis una prueba diagnóstica maken jullie een oefentoets

2. ... preparáis para la prueba bereiden jullie je voor op de toets

Vocabulario Unidad 2

Je hebt twee minuten om in stilte en zelfstandig

de overhoring te maken!

Vocabulario Unidad 2

Wissel je blaadje met een klasgenoot. 

Pak een andere kleur pen en kijk na!

8 / 9 / 10 punten = 1 bonuspunt op de toets :)

¡A trabajar! Aan het werk!

Maak onderstaande opdrachten van Unidad 2 af én kijk ze na:

LE p. 28 ejercicio 6 - 7                  LE p. 35 ejercicio 13

LE p. 29 ejercicio 10                       LE p. 36 ejercicio 15 - 16

LE p. 30 ejercicio 13 - 14              LE p. 37 ejercicio 17 - 18

LE p. 31 ejercicio 15                        LE p. 39 ejercicio 2

LE p. 32 ejercicio 1 - 2                    LE p. 40 ejercicio 5                                 

LE p. 33 ejercicio 3 - 4                   LE p. 42 ejercicio 9 - 10 - 11

LE p. 34 ejercicio 9 - 10                 

Leer Lezen

LT p. 27 ej. 6

Welke leesstrategieën ken je om een tekst te begrijpen?

Leer Lezen

Kijk naar de titel, wat betekent deze?

Kijk of en plaatjes zijn en zo ja, wat staat erop?

Zie je nog andere dingen die je begrijpt?

Lees de tekst aandachtig. 

Bedenk na afloop van het lezen waar de tekst over ging.

Leer Lezen

• Regel 1/2: Wat weet je over Lucía?
• Wat is de gemoedstoestand van Santiago?
• Waarom voelt hij zich zo?
• Wat is de gemoedstoestand van Lucía?
• Waarom voelt zij zich zo?
• Goed/fout: Lucía zit achter Santiago in de klas.
• Goed/fout: Santiago speelt met een potlood.
• Goed/fout: Santiago glimlacht naar Lucía.

Escribir Schrijven

Noteer de volgende dingen:

• Hoe jij je op dit moment voelt (gemoedstoestand) en noteer een karaktereigenschap van jou.
• Vergelijk jouw school met een school in Spanje. Wat is er anders en wat is hetzelfde?
• Noteer wat je graag doet in je vrije tijd.

LE p. 45

Maak de oefentoets en kijk deze na wanneer je klaar bent.

Ben je ook klaar met nakijken? 

Stop je mobiel terug in de telefoontas en ga je woordenlijst leren of laat je overhoren.

Leg je schrijfopdracht klaar die je voor vandaag als huiswerk moest maken.

Ik kijk deze ondertussen bij iedereen na.

¿Preguntas?

Zijn er nog vragen over de toets?

- Heb je vragen over de toets tijdens de toetsweek? Stuur ze in Teams, via Magister berichten of via de mail. 

- Je krijgt van mij de oefentoets + antwoorden.

- Einde van het jaar: tekstboek inleveren, werkboek bewaren!!! Deze heb je in jaar 3 weer nodig.

¡Mucha suerte!

                 Veel succes met de 

                          toetsweek!!!!