Wk 12: Present continuous (bevestigen, ontkennend en vragend)

Present Continuous
bevestigend, ontkennend en vragend
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
WoordenschatVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Present Continuous
bevestigend, ontkennend en vragend

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kun je: 

- een zin met de present continuous maken.
- kun je een ontkenning met de present continuous maken.
- een vraagzin met de present continuous maken. 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet jij over de onvoltooid tegenwoordige tijd?

Slide 3 - Carte mentale

Present Continuous

De present continuous is een tegenwoordige tijd waarbij je aangeeft dat het NU gebeurt. 

- Ik ben aan het wandelen.
- Wij zijn aan het zwemmen. 

Slide 4 - Diapositive

Hoe maak je de Present Continuous?
Start met een vorm van het werkwoord 'to be' (am/are/is), 
dan volgt het werkwoord en plak daar -ing achter.

Ik ben aan het wandelen.            I am walking.
Wij zijn aan het zwemmen.        We are swimming.

Slide 5 - Diapositive

Let op! 
Er is een verschil tussen de present simple en de present continuous! Beide zijn in de tegenwoordige tijd, maar de present simple geeft een gewoonte of een feit aan. De present continuous geeft iets aan dat NU gebeurt. 

present simple                                   present continuous
He walks to school.                          He is walking to school.


Slide 6 - Diapositive

Ontkenning
Bij een ontkenning zeg je dat het niet zo is. Door het woord 'not' te gebruiken maakt je een ontkenning. Je plaatst 'not' altijd achter de vorm van to be.

He is swimming    -   He is not swimming    -   He isn't swimming
We are talking        -   We are not talking        -   We aren't talking

Slide 7 - Diapositive

Vragend maken
Wanneer je een zin vragend wil maken zet je de vorm van to be vooraan in de zin. 

I am screaming          -    Am I screaming?
They are laughing     -    Are they laughing?
She is sleeping          -     Is she sleeping?

Slide 8 - Diapositive

Welke vorm van 'to be' zoek ik?
He .....
A
is
B
are
C
am
D
have

Slide 9 - Quiz

Welke vorm van to be zoek ik?
We .....
A
is
B
am
C
are
D
have

Slide 10 - Quiz

welke vorm van to be zoek ik?
I .....
A
is
B
am
C
are
D
have

Slide 11 - Quiz

Welke zin is juist in de present continuous?
A
We are talking.
B
We are talks.
C
We talk.
D
We were talking.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is juist in de present continuous?
A
I am read a book.
B
I am reading a book.
C
I read a book.
D
I reads a book.

Slide 13 - Quiz

Wat komt er achter het werkwoord wanneer je een present continuous wil maken?
A
-ung
B
-ing
C
-ang
D
-eng

Slide 14 - Quiz

De present continuous gebeurt in het ..... ?
A
verleden
B
heden
C
nu
D
toekomst

Slide 15 - Quiz

Lesdoel bereikt?
Leg uit:

- Hoe je een zin met de present continuous maakt.
- Hoe je een  ontkenning met de present continuous maakt.
- Hoe je een vraagzin met de present continuous maakt. 

Slide 16 - Diapositive

Vooruitblik
Volgende week gaan we bezig met leesvaardigheid.

Slide 17 - Diapositive