Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is de stemming vandaag?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Sondage
Slide 3 - Diapositive
start: mini onderzoekje
1.zoek een gebouw op op internet, in jouw buurt of die jij mooi vindt.
Upload de afbeelding in de volgende slide.
Slide 4 - Diapositive
Onderzoek en noteer van jouw gebouw: 1. functie van het gebouw 2. jaartal ontstaan. 3. architect. 4. ( bonus:) bouwstijl
timer
3:00
Slide 5 - Question ouverte
Mijn gebouw: plaats een foto
Slide 6 - Question ouverte
Benoem het verschil tussen een bouwtekening en een maquette
A
Ze zijn beiden op schaal gemaakt
B
Een bouwtekening is digitaal, een maquette komt uit het theater
C
Een bouwtekening is 2D en een maquette is 3D
D
Het is of een bouwtekening
of een maquette
Slide 7 - Quiz
Noem 3 kenmerken van bouwkunst van jouw gebouw ( vormgeving, decoratie)
Slide 8 - Question ouverte
Noem 3 kenmerken van bouwkunde van je gebouw
Slide 9 - Question ouverte
Tekening/Maquette
wie weet het verschil?
zie volgende vraag
Slide 10 - Diapositive
Je moet alle gele vakken koppelen aan de juiste afbeeldingen.
1. maquette
2. schets
3. doorsnede
4. bouwtekening
Slide 11 - Question de remorquage
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D
Slide 14 - Quiz
Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D
Slide 15 - Quiz
Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D
Slide 16 - Quiz
Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Verzamel een aantal mooie voorbeelden van architectuur uit Amsterdam Oost. Je kunt namen en foto's invoeren.
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
1. Wat zie je en wat valt je op? 2. Kijk nog eens. Wat zie je verder en wat straalt dit gebouw uit? 3. Waarvoor wordt dit gebouw gebruikt? Hoe zie je dat?
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
1. Wat zie je en wat valt je op? 2. Kijk nog eens. Wat zie je verder en wat straalt dit gebouw uit? 3. Waarvoor wordt dit gebouw gebruikt? Hoe zie je dat?
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Diapositive
1. Wat zie je en wat valt je op? 2. Kijk nog eens. Wat zie je verder en wat straalt dit gebouw uit? 3. Waarvoor wordt dit gebouw gebruikt? Hoe zie je dat?
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Vormgeving Wat kun je allemaal van de vormgeving opnoemen? Hoe verhoudt het zich tot de omgeving?
Slide 37 - Question ouverte
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
Betekenis Wat straalt dit gebouw uit?
Slide 40 - Question ouverte
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
Wat is de functie van dit gebouw op dit moment? Is het gebouw oorspronkelijk voor deze functie gebouwd? Verwijst de vorm naar de functie van het gebouw?
Slide 43 - Question ouverte
Slide 44 - Diapositive
mini onderzoek architectuur
in One Note staat opdracht 2.5
plaats een foto van een kenmerkend gebouw waar jij een herinnering aan hebt, of wat je kent.
Slide 45 - Diapositive
Slide 46 - Diapositive
Slide 47 - Diapositive
Kies een filmpje over een architect of een gebouw waar je meer over te weten wil komen. Kijk bijvoorbeeld bij Dutch Profiles of ARTtube. Plaats een foto in LessonUp. Plaats een link in LessonUp van het filmpje dat je hebt gekozen.
Slide 48 - Question ouverte
Slide 49 - Diapositive
STAP 1 Informatie verzamelen: gegevens (titel, architectuur, naam architect, plaats, jaartal etc.) Je kunt een extra foto ter illustratie plaatsen.
Slide 50 - Question ouverte
STAP 2 Vormgeving analyseren: hoe kun je de vormgeving van het gebouw omschrijven, hoe wordt het karakter van het gebouw letterlijk gevormd? Wat zijn de kenmerken van de vormgeving van een bepaalde architect? Je kunt een extra foto ter illustratie plaatsen.
Slide 51 - Question ouverte
STAP 3 Betekenis beschrijven: uitstraling en effect van het gebouw of het soort gebouwen – denk bijvoorbeeld aan: macht, vriendelijkheid, gezelligheid, openheid, gesloten, zuinigheid of spaarzaamheid Je kunt een extra foto ter illustratie plaatsen.
Slide 52 - Question ouverte
STAP 4 Functie toelichten: gebruik van het gebouw of het soort gebouwen – bijvoorbeeld kantoor, woning, museum, stadion, fabriek, winkel, etc. Je kunt een extra foto ter illustratie plaatsen.