4BB Herhaling H.10 Voortplanting - deel 1

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 10: Voortplanting!

Wat is voortplanting?

Leerdoelen

1. Je kent het verschil tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken.

2. Je weet wanneer iemand voor het eerst vruchtbaar is.

3. Je kunt de geslachtsorganen van een man benoemen.

4. Je kunt de geslachtsorganen van een vrouw benoemen.

Welke woorden voor 'penis' en 'vagina' bestaan er allemaal?

Primaire geslachtskenmerken

Secundaire geslachtskenmerken

secundaire geslachtskenmerken

0

Waneer ben je vruchtbaar?

Vruchtbaarheid

In de pubertijd: eerste keer ongesteld of eerste zaadlozing
Als je vruchtbaar bent, maak je geslachtscellen. (voorplantingscellen)

Man: Zaadcellen (in zaadballen)

Vrouw: Eicellen (in eierstokken)

Maken

Opdracht 3 en 5

Mannelijke geslachtsorganen

Zaadcellen in zaadballen.

Waar komen de zaadcellen langs?

Maak: 7, 8, 9 en 11

10.1 Man 

Hoe werken de geslachtsorganen van een man?

In de puberteit wordt een man vruchtbaar!

• Zaadballen > maken zaadcellen > opslaan in de bijballen
  
  
• Als een vruchtbare man geslachtsgemeenschap heeft met een vrouw kan hij haar zwanger maken
• Zaadcel van een man + eicel van een vrouw = baby
• Zaadcel heeft een kop (met celkern) en een staart (om voort te bewegen)

10.1 vrouw

Hoe werken de geslachtsorganen van een vrouw?

1. In de eierstokken zitten onrijpe eicellen in kleine
   blaasjes 
2. Tijdens rijpen van eicel komt er meer vocht in het blaasje
   > blaasje groeit > eicel groeit ook 
3. Na 14 dagen blaasje barst open > eisprong/ovulatie > rijpe eicel komt in eileider

• eicel kan in eileider worden bevrucht door zaadcel > vlak voor of na eisprong
• zaadcellen zwemmen vanuit vagina via baarmoeder naar eileiders
• wordt de eicel niet bevrucht > sterft af en wordt afgebroken

Menstruatie

Menstruatiecyclus

Welke twee dingen worden er afgebroken tijdens de menstruatie?

Voorbehoedsmiddelen

Welk voorbehoedsmiddel werkt als enige óók tegen soa's?

Maak nu de opdrachten

Leerdoelen

1. Ik kan het verschil benoemen tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken
   
   
2. Ik kan uitleggen wat de hypofyse doet
   
   
3. Ik kan de menstruatiecyclus beschrijven
   
   
4. Ik kan vier voorbehoedsmiddelen opnoemen