Woordenschat eten en drinken groep 3
1 / 31
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Wanneer ga je lunchen?
A
als tussendoortje
B
in de ochtend
C
tussen de middag
D
in de avond
Slide 22 - Quiz
Hoe noem je het wanneer je boter op je brood doet?
A
schillen
B
smeren
C
opscheppen
D
persen
Slide 23 - Quiz
Hoe noem je de maaltijd die je in de ochtend eet?
A
de lunch
B
de avondmaaltijd
C
het tussendoortje
D
het ontbijt
Slide 24 - Quiz
Hoe noem je deze groente?
A
de erwt
B
de broccoli
C
de maïs
D
de spinazie
Slide 25 - Quiz
Wat kun je met sinaasappels doen om sap te krijgen?
A
persen
B
opscheppen
C
schillen
D
inschenken
Slide 26 - Quiz
Wat doen mensen vaak voordat ze aardappels koken?
A
persen
B
opscheppen
C
inschenken
D
schillen
Slide 27 - Quiz
Hoe noem je deze groente?
A
de maïs
B
de bloemkool
C
de ui
D
de erwt
Slide 28 - Quiz
Wat doe je 's avonds met het eten aan tafel?
A
persen
B
opscheppen
C
schillen
D
inschenken
Slide 29 - Quiz
Hoe noem je het wanneer je limonade in een glas doet?
A
persen
B
opscheppen
C
inschenken
D
schillen
