Ma famille et l'adjectif possessif (MODULE 1 - AUDACE 1)

Hoe zeg je 'mijn' in het Frans?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
nos
D
votre
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
fransSecundair onderwijs

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hoe zeg je 'mijn' in het Frans?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
nos
D
votre

Slide 1 - Quiz

13

Slide 2 - Vidéo

00:23
Pourquoi est-ce qu'on utilise un adjectif possessif?
A
Om aan te duiden van wie iets is.
B
Om aan te duiden waar iets ligt.
C
Om aan te duiden hoe iets is.
D
Om aan te duiden hoe iets er uitziet.

Slide 3 - Quiz

00:50
MON
MA
MES
copine
grand-père
frère
soeur
copains
copain

Slide 4 - Question de remorquage

00:50
Complète: Voici, c'est ......
Noteer de juiste vorm (mon/ma/mes) en noteer een voorwerp dat in je pennenzak zit.

Slide 5 - Question ouverte

01:08
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
ONZE
JULLIE/UW
HUN
NOTRE
VOTRE
LEUR
TON
LEURS
NOS
VOS
MON
SON
TA

Slide 6 - Question de remorquage

01:54
Indique la bonne forme.
Tu as vu ... horloge (f)?
A
ma
B
mon
C
mes

Slide 7 - Quiz

Volg de onderstaande stappen:
1. Kijk eerst wie de bezitter is. 
2. Kies dan het juiste bezittelijke voornaamwoord. 
3. Zet dit bezittelijk voornaamwoord nadien in de juiste vorm (aanpassen aan het woord dat er ACHTER staat).

Slide 8 - Diapositive

01:54
Wat gebeurt er wanneer een woord vrouwelijk is en met een klinker/doffe
-h begint (klinkerbotsing)?
A
Er gebeurt niets.
B
Je neemt de meervoudsvorm (mes).
C
Je neemt de mannelijke vorm (mon).

Slide 9 - Quiz

01:08
Voor welke drie vormen is er geen verschil tussen de mannelijk en de vrouwelijke vorm?
A
mijn, jouw, zijn/haar
B
onze, jullie/uw, hun
C
onze, mijn, jouw
D
zijn/haar, onze, hun

Slide 10 - Quiz

00:50
Indique la bonne réponse.
Voici, ce sont ... marqueurs.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 11 - Quiz

00:50
Naar welk woord moet je kijken om te weten welke vorm (mon, ma, mes) moet gebruiken in de onderstaande zin?
Je te donne mon stylo.
A
Je
B
te
C
donne
D
stylo

Slide 12 - Quiz

00:50
Naar welk woord moet je kijken om te weten welke vorm je (mon, ma, mes) moet gebruiken?
A
Naar het woord dat VOOR het bezittelijk voornaamwoord staat.
B
Naar het woord dat VOORAAN IN DE ZIN staat.
C
Naar het woord dat ACHTER het bezittelijk voornaamwoord staat.
D
Naar het woord dat ACHTERAAN IN DE ZIN staat.

Slide 13 - Quiz

00:50
Welke 3 vormen heb je voor 'jouw'?
A
mon, ma, mes
B
ton, ta, tes
C
son,sa,ses
D
mon, ma, mos

Slide 14 - Quiz

00:50
Hoeveel vormen heb je om 'zijn' te vertalen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

00:23
Traduit: l'adjectif possessif.
A
het aanwijzend voornaamwoord
B
het bezittelijk voornaamwoord
C
het bijvoeglijk naamwoord
D
het lidwoord

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive