To be going to

Toekomst (future):
Plannen & voorspellen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Toekomst (future):
Plannen & voorspellen

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les kan je:
  • toekomende tijd maken met 'to be going to'.
  • uitleggen wanneer je de toekomende tijd vorm gebruikt.
  • vragen & ontkenningen maken met 'to be going to'

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je 'to be going to'?
  • als je een plan hebt voor de toekomst;
  • er een duidelijke aanwijzing is dat iets gaat gebeuren.

Slide 3 - Diapositive

De vorm (bevestigend).
Stap 1: I/He/she/it/we/you/they
Stap 2: am/is/are 
Stap 3: going to
Stap 4: hele werkwoord.
I
am 
going to
hele werkwoord
He/she/it
is 
going to
hele werkwoord
we/you/they
are 
going to
hele werkwoord

Slide 4 - Diapositive

Plan voor de toekomst voorbeeld

I am going to throw spiders at children tomorrow.
Duidelijke aanwijzing dat er iets gaat gebeuren voorbeeld

Look at the clouds. It is going to rain!


Slide 5 - Diapositive

Jacob ... work out at the gym.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
will

Slide 6 - Quiz

The doctor ... give us the results.
A
am going to
B
are going to
C
will
D
is going to

Slide 7 - Quiz

Lisa and I ... play outside today.
A
am not going to
B
is not going to
C
are not going to
D
will not

Slide 8 - Quiz

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(eat) My cat ......... all the food.

Slide 9 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(play) We...............a new computer game.

Slide 10 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(meet) Sophie and Nick ............. their friends.

Slide 11 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(do) I ........... my homework after school.

Slide 12 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(visit) She .................her aunt.

Slide 13 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(write) His brother ..........a letter to his uncle today.

Slide 14 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(walk) They.......... to the bus stop this afternoon.

Slide 15 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(go) Jane ................. to the office.

Slide 16 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(have) You ........... a picnic next Tuesday.

Slide 17 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(watch) My sister ................... TV.

Slide 18 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(sell) Mr Potts ................. his house

Slide 19 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(build) My husband ....... a tree house for the kids.

Slide 20 - Question ouverte

Vul in going to en het werkwoord tussen de haakjes.

(learn) His friends .................English.

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive