Startrekenen 1F Domein 3, H 14 Gewicht

Startrekenen 1F
Domein 3 meten en meetkunde
Hoofdstuk 14 Inhoud en gewicht
 Gewicht
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2,4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Startrekenen 1F
Domein 3 meten en meetkunde
Hoofdstuk 14 Inhoud en gewicht
 Gewicht

Slide 1 - Diapositive

Even herhalen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Herken je de trap nog?

Slide 4 - Diapositive

Hoe werkt de trap ook alweer?
Leg maar uit !

Slide 5 - Question ouverte

De lengte van een kano
is 2 m hoeveel dm is dat?

A
20
B
20 dm
C
0,2
D
0,2 dm

Slide 6 - Quiz

De lengte van een armband is 9 cm. Hoeveel mm is dat?

Slide 7 - Question ouverte

Hoeveel mm is 1 cm?
A
1
B
10
C
100
D
1.000

Slide 8 - Quiz

15000 ml = liter

Slide 9 - Question ouverte

6 dl = liter

Slide 10 - Question ouverte

kubieke decimeter

liter
Weet je het nog?

Slide 11 - Diapositive

Leg eens uit !

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Hoeveel water kan
er in dit bakje van
1 dm x 1 dm x 1 dm?
A
0,25 liter
B
0,5 liter
C
1 liter
D
1,5 liter

Slide 14 - Quiz

300
= liter
dm3

Slide 15 - Question ouverte

Doel van de volgende les

  • Je kent de eenheden van gewicht.
  • Je kan de eenheden omrekenen .
  • Je kan rekenen met gewicht en inhoud

Slide 16 - Diapositive


1 kg = 1000 gram
1 gram = 1000 milligram
ONTHOUDEN:

Slide 17 - Diapositive

Een potlood weeg je in
A
kg
B
g
C
mg
D
dg

Slide 18 - Quiz

Een zak aardappelen
weeg je in?
A
g
B
kg
C
mg
D
hg

Slide 19 - Quiz

=     1 Kilogram



=    1 Gram



=    1 Milligram

Slide 20 - Diapositive

Kijk rond in de klas:
Wat weegt ongeveer 1 KG?

Slide 21 - Question ouverte

Kijk rond in de klas.
Wat weegt ongeveer 1 MG

Slide 22 - Question ouverte

Het gewicht van een
vrachtwagen meet je in?
A
kg
B
hg
C
g
D
ton

Slide 23 - Quiz

Hoeveel kilogram is een ton ?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Lien

Je koopt 1 kg bloem. Je gebruikt 650 gram voor de taart. Hoeveel hou je over?
Schrijf de berekening op.

Slide 26 - Question ouverte

Onthoud

1 kg = 1000 gram
1 ton = 1000 kilogram

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Vul in:
1 kilo= ......... gram
1 pond = ......... gram
1 ons = ............gram

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Welke nieuwe dingen heb je geleerd vandaag?

Slide 31 - Carte mentale

Maken

Boek:  hoofdstuk 14 afmaken 
Studiemeter : onderdeel gewicht.

Slide 32 - Diapositive