Ademhaling

De ademhaling
Les 4 - hoofdstuk 5.4
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

De ademhaling
Les 4 - hoofdstuk 5.4

Slide 1 - Diapositive

Bij een ademhaling komt er lucht binnen langs verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel.
Wat is de juiste volgorde (1, 2, 3) bij een diepe ademhaling? 

Juiste moet hier!
1 bronchiën
2 luchtpijp
3 longblaasjes 
1 longblaasjes
2 luchtpijp
3 bronchiën 
1 luchtpijp
2 bronchiën
3 longblaasjes 
1 luchtpijp
2 longblaasjes
3 bronchiën 
1 bronchiën
2 longblaasjes
3 luchtpijp
1 longblaasjes 
2 bronchiën
3 luchtpijp 

Slide 2 - Question de remorquage

Als je inademt gaat je middenrif
A
omhoog
B
omlaag

Slide 3 - Quiz

Wat bevindt zich in de bovenste luchtwegen?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe heten de 2 vliezen van je longen?

Slide 5 - Question ouverte

Wat zit er tussen je longvliezen?
A
Vocht
B
Lucht

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van het neusslijmvlies?
A
Geur herkennen
B
Opnemen van zuurstof
C
Tegenhouden van ziekteverwekkers
D
Verwarmen van de inkomende lucht

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van het strottenklepje?
A
Het afsluiten van de slokdarm of de luchtpijp
B
Het afsluiten van de neusholte tijdens het slikken
C
Het doorlaten van voedsel wanneer het nodig is
D
Het voortbewegen van de voedselbrok

Slide 8 - Quiz

Hoe heet de ziekte waarbij de elasticiteit/rek uit je longen is?
A
Astma
B
Pleuritis
C
COPD
D
Astbestkanker

Slide 9 - Quiz

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je uitleggen..
- welke 2 soorten ademhaling je hebt.
- welke spieren je bij deze soorten ademhaling gebruikt.
- hoe je ademhaling wordt geregeld.
- wat er gemeten wordt met een longfunctieonderzoek.

Slide 10 - Diapositive

Algemene feiten ademhaling
Inademen = inspiratie
Uitademen = expiratie 

Je ademt 12-15x per minuut
Aansturing ademhaling: ademhalingscentrum in hersenstam 

Je ademt zuurstof (=o2) in en koolstofdioxide (=Co2) uit

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

2 soorten ademhaling

Slide 13 - Diapositive

Borstademhaling
Tussenribspieren

Slide 14 - Diapositive

Buikademhaling
Middenrif

Slide 15 - Diapositive

Buik
Borst

Slide 16 - Diapositive

Borst- en buikademhaling
Borstademhaling:
Inademen:
- tussenrib spieren spannen aan
- borst en ribben omhoog
- longen worden groter

Uitademen:
- tussenribspieren ontspannen
- borst en ribben omlaag
- longen worden kleiner

Buikademhaling:
Inademen:
-middenrif spieren spannen aan 
- middenrif omlaag
- longen worden groter

Uitademen:
- middenrif spieren ontspannen
- middenrif omhoog
- longen worden kleiner

Slide 17 - Diapositive

Bij borstademhaling bewegen
A
middenrif
B
ribben en borstbeen

Slide 18 - Quiz

Bij buikademhaling bewegen
A
ribben en borstbeen
B
het middenrif

Slide 19 - Quiz

Je ademhaling stopt soms, bewust of onbewust. Noem minimaal 1 voorbeeld wanneer je ademhaling stopt.

Slide 20 - Carte mentale

Onderbreking ademhaling bij..
Slikken                      
Hoesten
Niezen
Overgeven
Persen
Hikken
Zuchten
Gapen

Slide 21 - Diapositive

Drukverschil in longen
De druk in de longen is anders dan de druk in de buitenlucht.
- Als de druk lager is heet dat negatieve druk.
- Als de druk hoger is heet dat positieve druk.

Voorbeeld: je ademhalingsspieren zorgen ervoor dat je borstkas naar voren komt -> de ruimte in je borstkas is groter -> de druk in je longen lager is dan de druk in de buitenlucht, dan stroomt lucht de longen in -> inademen.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Waar wordt de ademhaling geregeld?
A
Door het hartritme
B
In de longen
C
Door de O2 en CO2 uitwisseling
D
In het ademcentrum in de hersenstam

Slide 24 - Quiz

Ademhalingscentrum (hersenstam)
Stuurt via zenuwen seintjes naar ademhalingsspieren;
- Middenrifzenuw: stuurt signalen naar middenrif
- Tussenribzenuwen: stuurt signalen naar de tussenribspieren

Lichaam laat aan ademhalingscentrum weten wanneer ademhaling aanpast moet worden:
1. Rekreceptoren
2. Chemoreceptoren 

Slide 25 - Diapositive

1. Rekreceptoren
Zitten in de wand van kleinste luchtwegen




Slide 26 - Diapositive

Gaswisseling

Slide 27 - Diapositive

2. Chemoreceptoren
Meten veranderingen in je zuurgraad (PH), koolstofdioxide- concentratie (Co2) en zuurstofconcentratie (Po2).

Chemoreceptoren sturen seintjes naar je ademhalingscentrum -> Zuurgraad (PH) wordt in balans gehouden. 
Goed evenwicht tussen koolstofdioxide (afvalstoffen van organen) en zuurstof (lucht die je inademt). 

Slide 28 - Diapositive

Opdracht (10min)
Lees paragraaf 5.4.4 (chemoreceptoren) en 5.4.5 (hypo- en hyperventilatie)

1. Schrijf in eigen woorden op wat hypoventilatie is.
2. Schrijf in eigen woorden op wat hyperventilatie is.

Gebruik de woorden: Co2, O2 en zuur. 

Slide 29 - Diapositive

Longfunctieonderzoek 
Meten van longvolumes en ademsnelheid. Bijv:
- Teugvolume (VT); hoeveelheid lucht die je per keer inademt
- Inrespiratoire reservevolume (IRV); hoeveelheid lucht die nog in je longen past nadat je normaal hebt ingeademt
- Expiratoire reservevolume (ERV).
- Foreced expiratory volume (FEV1) hoeveelheid lucht die je in 1 sec uitademt.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Hoeveel lucht adem je in en uit?
- Restvolume = overgebleven lucht in je longen na maximale uitademing, dit is ongeveer 1.5 liter.

- Vitale capaciteit (VC)= hoeveelheid lucht die maximaal per ademhaling kan worden in- of uitgeademd. Ongeveer 4-5 liter.

- Longvolume = het restvolume + vitale capaciteit. 

Slide 32 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je uitleggen..
- welke 2 soorten ademhaling je hebt.
- welke spieren je bij deze soorten ademhaling gebruikt.
- hoe je ademhaling wordt geregeld.
- wat er gemeten wordt met een longfunctieonderzoek

Slide 33 - Diapositive

Hoeveelheid lucht die bij een rustige ademhaling wordt in- of uitgeademd
Hoeveelheid lucht die je extra kunt inademen bij diepe inademing
Hoeveelheid lucht die je extra kunt uitademen bij diepe uitademing
Hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft na zo diep mogelijke uitademing
Hoeveelheid lucht die maximaal per ademhaling kan worden in- of uitgeademd
Totale inhoud van de longen
Vitale capaciteit
Inspiratoir reservevolum
Ademvolume
Restvolume
Expiratoir reservevolume
Longvolume

Slide 34 - Question de remorquage