Le futur et le conditionnel

Bonjour tout le monde
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bonjour tout le monde

Slide 1 - Diapositive

Programme d'aujourd'hui
Grammaire: future et conditionnel

Slide 2 - Diapositive

Buts d'aujourd'hui
  • Aan het eind van de les kan ik benoemen wat precies de  futur en de conditionnel zijn en hoe ik ze moet vormen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Welke letter hebben een futur en conditionnel altijd?
A
een e
B
een r
C
een z
D
een k

Slide 9 - Quiz

De uitgangen van de futur ...
A
Bevatten allemaal een a
B
Zijn bijna gelijk aan de tegenwoordige tijd van Être
C
Zijn bijna gelijk aan de tegenwoordige tijd van Avoir
D
Bevatten allemaal een s

Slide 10 - Quiz

Wat gebeurt er met werkwoorden op
-re in de futur?
A
-re verdwijnt
B
-e verdwijnt
C
Niks, je gebruikt gewoon het hele werkwoord
D
Die vervoeg je op een hele andere manier

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Welke van de onderstaande vormen is de futur van het werkwoord Aller?
A
j'irais
B
j'irai
C
je suis allé(e)
D
je vais

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

De uitgangen van de conditionnel...
A
Zijn hetzelfde als de uitgangen van de imparfait
B
Zijn hetzelfde als de uitgangen van de Passé composé
C
Zijn hetzelfde als de uitgangen van de présent
D
Zijn hetzelfde als de uitgangen van de futur

Slide 16 - Quiz

Waar wordt de conditionnel voor gebruikt?
A
Als beleefdheidsvorm
B
Om een wens uit te drukken
C
Als verleden tijd
D
Als toekomende tijd

Slide 17 - Quiz

Vat voor jezelf samen wat er zojuist is verteld over de Futur en de Conditionnel.
BV: Hoe vorm je de futur/conditionnel.

Slide 18 - Carte mentale

1. ik zal gaan =

Slide 19 - Question ouverte

2. wij zouden zingen =

Slide 20 - Question ouverte

3. jij zult doen =

Slide 21 - Question ouverte

4. jullie zouden zijn =

Slide 22 - Question ouverte

5. hij zou hebben =

Slide 23 - Question ouverte

6. zij zullen kunnen =

Slide 24 - Question ouverte