Unit 4 lesson 1 en 2, 1D ISW

Unit 4 lesson 1 en 2
Engels
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 4 lesson 1 en 2
Engels

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
1. Van lesson 1 maken jullie opdracht 1 en 3 
2. Van lesson 2 maken jullie opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
3. Jullie krijgen uitleg over 'to be going to' + oefeningen
4. Jullie maken opdracht 6, 7, 8 en 9 (is een deel van huiswerk)

Slide 2 - Diapositive

Hoe gaan jullie aan het werk?
1. De opdrachten maak je ONLINE
2. Nadat je de opdrachten af hebt, ga je het zelf nakijken.
3. Als het met rood is afgerond, maak je het opnieuw.
4. Ben je klaar? Begin aan huiswerk

Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je 'to be going to'?
Als je iets wilt voorspellen of als je een plan hebt voor de toekomst.
vb: Het gaat regenen - It is going to rain.
       Ik ga tv kijken - I am going to watch tv.

Slide 4 - Diapositive

Hoe maak je een zin met de vorm van 'to be going to'? Wat is de regel?
vb: It is going to rain.
We are going to run.
I am going to watch tv.
A
am/is/are + going to + ww in verleden tijd
B
am/is/are + going to + hele ww
C
am/was/are + going + hele ww
D
am/is/are + gone to + hele ww

Slide 5 - Quiz

Hoe maak je zo'n zin ontkennend?
Door NOT tussen de vorm van 'to be' (is/am/are) en 'going to' te zetten.
vb: We are not going to swim in the pool.
        He is not going to drive the car.

Slide 6 - Diapositive

Hoe maak je zo'n zin vragend?
Door het onderwerp en de vorm van 'to be' (am/is/are) om te draaien.
vb: I am going to walk - Am I going to walk?
       He is going to work - Is he going to work?
       We are going to eat - Are we going to eat?

Slide 7 - Diapositive

Maak de volgende zin vragend:
He is going to work.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend:
I am going to watch a movie.

Slide 9 - Question ouverte

Maak de volgende zin bevestigend:
He is not going to walk to work.

Slide 10 - Question ouverte

Maak de volgende zin bevestigend:
Is it going to snow?

Slide 11 - Question ouverte