NN7 - Meer dan lezen §4 - Feit, mening en argument - 2V
Feit, mening en argument
NN7 - Meer dan lezen §4 - 2V
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Feit, mening en argument
NN7 - Meer dan lezen §4 - 2V
Slide 1 - Diapositive
Wat je gaat leren
Je leert feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.
Slide 2 - Diapositive
Pak vast je lesboek. We lezen zo tekst 1 - Waar wachten we op?
Je hebt voor deze les je boek nodig, je laptop en ook een pen en drie kleuren (markeer)stift...!
Slide 3 - Diapositive
Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze leiden de weggebruikers af.
Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze verpesten het landschap.
Vergelijk deze twee uitspraken:
Slide 4 - Diapositive
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
Het Nederlands Openluchtmuseum is een museum in Arnhem.
In Amsterdam wonen 110 verschillende nationaliteiten.
Slide 5 - Diapositive
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
Het Nederlands Openluchtmuseum is een museum in Arnhem.
In Amsterdam wonen 110 verschillende nationaliteiten.
De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit;
de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit, want in Amsterdam wonen wel meer dan 180 verschillende nationaliteiten. Je kunt beide feiten controleren door er informatie over op te zoeken.
Slide 6 - Diapositive
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn.
Slide 7 - Diapositive
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn.
Een mening herken je vaak (maar niet altijd) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook en dusen aan formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten.
Slide 8 - Diapositive
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn.
Ik vind begrijpend lezen stom!!
Slide 9 - Diapositive
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:
Slide 10 - Diapositive
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:
Er moeten verkeersdrempels in deze straat komen (mening), want er wordt hier veel te snel gereden (argument).
Slide 11 - Diapositive
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:
Er moeten verkeersdrempels in deze straat komen (mening), want er wordt hier veel te snel gereden (argument).
Mick zou op basketbal moeten gaan (mening); daar is hij met zijn lengte van ruim twee meter namelijk erg geschikt voor (argument 1). Bovendien is hij erg handig met een bal (argument 2).
Slide 12 - Diapositive
Er moet naast NPO 1, 2 en 3 een speciale jongerenzender komen.
A
feit
B
mening
Slide 13 - Quiz
Schaatser Thomas Krol werd in maart 2022 in het Noorse Hamar wereldkampioen op de sprint.
A
feit
B
mening
Slide 14 - Quiz
Dat ons land bij elk voetbalkampioenschap oranje kleurt van de plastic troep, vind ik afschuwelijk.
A
feit
B
mening
Slide 15 - Quiz
Meneer Tak heeft vijf katten.
A
feit
B
mening
Slide 16 - Quiz
De rotonde vlak bij onze school kan beter omgebouwd worden tot een kruispunt met stoplichten.
A
feit
B
mening
Slide 17 - Quiz
Veel kinderen vinden De brief voor de koning van Tonke Dragt het beste jeugdboek aller tijden.
A
feit
B
mening
Slide 18 - Quiz
Kikkervisjes groeien in ongeveer acht weken uit tot kikkers.
A
feit
B
mening
Slide 19 - Quiz
Je leest straks tekst 1 over het gebruik van smartphones op scholen. Lees het volgende standpunt: ‘Het gebruik van een smartphone op school moet verboden worden.’ Bedenk waarom je het EENS zou kunnen zijn met dit standpunt. Licht je antwoord toe in 30-50 woorden.
Slide 20 - Question ouverte
Bedenk waarom je het ONEENS zou kunnen zijn met dit standpunt. Licht je antwoord toe in 30-50 woorden.
Slide 21 - Question ouverte
Ga nu naar blz. 26 van je lesboek.
We lezen nu tekst 1 - Waar wachten we op?
Slide 22 - Diapositive
Onderstreep de kernzin van alinea 2.
Slide 23 - Diapositive
Onderstreep de kernzin van alinea 2.
Een breed gedragen verklaring voor deze beschamende ontwikkeling is er niet.
Slide 24 - Diapositive
Onderstreep de kernzin van alinea 3.
Slide 25 - Diapositive
Onderstreep de kernzin van alinea 3.
Steeds meer landen komen echter tot de conclusie dat de smartphone, die zich in (toevalligerwijs?) precies dezelfde periode ontwikkelde tot een niet uit ons leven weg te denken hulpmiddel, weleens de grote boosdoener zou kunnen zijn.
Slide 26 - Diapositive
Onderstreep de kernzin van alinea 6.
Slide 27 - Diapositive
Onderstreep de kernzin van alinea 6.
De oplossing daarvoor is de ontwikkeling, samen met de industrie, van een lichte variant die precies kan bieden wat leraar en school nuttig vinden – en dan uitsluitend wanneer dat ook echt nuttig is.
Slide 28 - Diapositive
Welke twee verklaringen worden in eerste instantie gegeven voor het feit dat Nederlandse schoolkinderen minder goed presteren?
Slide 29 - Question ouverte
Met welk signaalwoord begint de tweede verklaring?
Slide 30 - Question ouverte
Wat is de mening van de auteurs over het gebruik van smartphones in de klas?
Slide 31 - Question ouverte
Aan welk(e) signaalwoord(en) herken je de mening?
Slide 32 - Question ouverte
Welke twee argumenten noemen de auteurs?
Slide 33 - Question ouverte
Waarom vinden tegenstanders van een verbod dat de smartphone in de klas moet blijven?
Slide 34 - Question ouverte
Welke mening hebben de auteurs over de positieve rol van het gebruik van smartphones in de klas?