11.3 + 11.4

Paragraaf 11.3
V.O.F
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 11.3
V.O.F

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 11.3
Je kunt het begrip vennootschap onder firma omschrijven.
Beschrijven hoe een vennootschap  onder firma wordt opgericht.
Je kunt een aantal kenmerken van een vennootschap onder firma noemen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

11.4 Besloten vennootschap en nv

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt de bv en een nv omschrijven.
Je kunt beschrijven hoe een bv en nv worden opgericht.
Je kunt een aantal kenmerken van een bv en nv noemen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Natuurlijk persoon
Rechtspersoon
Vereniging
BV
NV
Stichting
Eenmanszaak
VOF

Slide 20 - Question de remorquage

Welke rechtsvorm heeft aandelen als eigen vermogen?(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Eenmanszaak
B
BV
C
VOF
D
NV

Slide 21 - Quiz

Bij welke rechtsvorm kan je aandelen kopen op de effectenbeurs?
A
VOF
B
BV
C
Eenmanszaak
D
NV

Slide 22 - Quiz

Wie is verantwoordelijk bij een VOF?
A
Een natuurlijk persoon
B
Een rechtspersoon

Slide 23 - Quiz

inkomstenbelasting
vennootschapsbelasting
Eenmanszaak
Vennootschap onder firma
BV
NV

Slide 24 - Question de remorquage

Bij welke rechtsvorm is de continuïteit van de onderneming het minst gewaarborgd?
A
Eenmanszaak
B
BV
C
VOF
D
NV

Slide 25 - Quiz

Welke rechtsvorm moet zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel (meerdere antw. mogelijk)
A
Eenmanszaak
B
BV
C
VOF
D
NV

Slide 26 - Quiz

Bij welke rechtsvorm betaal je inkomstenbelasting over de winst? (meerdere antw. zijn juist)
A
VOF
B
BV
C
Eenmanszaak
D
NV

Slide 27 - Quiz

Bij welke rechtsvorm heb je een startkapitaal van € 0,01 nodig?
A
Eenmanszaak
B
BV
C
VOF
D
NV

Slide 28 - Quiz