wk 4- farmacologie

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je al van farmacologie?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Kan je meer geneesmiddelen benoemen?

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Paracetamol is een niet-opioïde pijnstiller. Welke effecten heeft dit middel?
A
Een anti-pyretisch en analgetische
B
Analgetisch
C
Anti inflammatoire en analgetisch
D
Alle genoemde effecten zijn juist

Slide 31 - Quiz

Welke uitspraak over de resorptie van paracetamol is juist?
A
Rectale opname gaat sneller dan de orale opname
B
Orale en rectale opname gaan ongeveer even snel
C
Orale opname gaat sneller dan rectale opname
D
Alleen bij intraveneuze toediening is er sprake van een goede en snelle resorptie

Slide 32 - Quiz

Op de medicatievoorschrift van post operatieve patiënten zie je voor paracetamol vaak de volgende innametijden: 7.00u-12.00u-17.00u-23.00u. Welke uitspraak is waar?
A
Paracetamol werkt meestal 6 tot 8 uur, mogelijk kan de pijn in de nacht toenemen
B
Paracetamol werkt 4 tot 6 uur, bij dit schema kan dus vooral in de avond en nacht de pijn toenemen
C
Paracetamol werkt meestal 3 tot 4 uur, beter is 6 tot 8x toe te dienen
D
Geen van genoemde antwoorden is juist

Slide 33 - Quiz

Paracetamol heeft over het algemeen heel weinig bijwerkingen. In welke omstandigheden is het risico op bijwerkingen verhoogd?
A
Bij mensen met leverfunctie stoornissen
B
Bij doseringen > 6 gram per dag
C
Bij langdurig gebruik van 3-4 gram per dag
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 34 - Quiz

Welke factoren verhogen het risico op bijwerkingen van paracetamol?
A
Alcoholverslaving
B
Roken
C
Slechte voedingstoestand
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 35 - Quiz

Welke dosering verwacht je voor de zv uit de casus?
A
4x1 gr volgens protocol
B
3x 500mg ivm risicofactoren
C
4x500mg ivm risicofactoren
D
5x500mg ivm risicofactoren

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Lien

Opdracht Tophandboek- wk 4
Opdracht 1
Opdracht 2
Maak een overzicht van de medicatie die op de afdeling verstrekt wordt.
Beschrijf hierbij:
• Tot welke medicijngroep het medicijn behoort
• Waarvoor het medicijn verstrekt wordt
• Wat de werking is van het medicijn
• Wat de belangrijkste bijwerkingen zijn van het medicijn
• Belangrijke aandachtspunten bij de inname van het medicijn
• Wat is belangrijk voor de zorgvrager om te weten over deze medicatie?

Bespreek de uitgewerkte opdrachten met je werkbegeleidster en laat deze aftekenen in de aftekenregistratielijst.




Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive