H2 - woordenschat, metafoor en personificatie

Vergelijking
Metafoor en personificatie
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vergelijking
Metafoor en personificatie

Slide 1 - Diapositive

Beeldspraak
Je gebruikt een beeld om veel sneller duidelijk te maken wat je bedoeld.
De lezer of toehoorder moet de beeldspraak wel kunnen volgen.

Slide 2 - Diapositive

Vergelijking
Bij een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar  die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b). Hiermee maak je het voor de toehoorder/lezer duidelijker.

Een voorbeeld:
– Van veraf is die rots (o) net een olifant (b).
-Het leven (o) is net een krentenbol (b), met af en toe een hard stukje

Slide 3 - Diapositive

Metafoor en personificatie
Een metafoor en een personificatie zijn, net als een vergelijking, vormen van beeldspraak

Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.

Slide 4 - Diapositive

Metafoor
Bij een metafoor vallen object en beeld samen. Je vervangt dan het object helemaal door het beeld; in plaats van die rots zeg je bijvoorbeeld:
            – Zullen we die olifant eens beklimmen?

Metaforen komen vaak voor als spreekwoord:
             – Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
                  Dit betekent: Pas nadat er iets fout is gegaan, neemt men maatregelen.

            – Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
                   Dit betekent: Je mag niet klagen over de kwaliteit van iets wat je gekregen hebt.

Slide 5 - Diapositive

Personificatie
Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen:

            – De zon doet zijn best tevoorschijn te komen.
            – De toekomst lacht me tegemoet.

Slide 6 - Diapositive

Welke vorm van beeldspraak zie je onderstaande zin?

Hoge bomen vangen veel wind.
A
personificatie
B
metafoor

Slide 7 - Quiz

Leg uit waarom het een personificatie is..

Slide 8 - Question ouverte

Welke vorm van beeldspraak zie je onderstaande zin?

Het leven is als een weg met hobbels en kuilen.
A
personificatie
B
metafoor
C
vergelijking

Slide 9 - Quiz

Leg uit waarom het een vergeljiking is..

Slide 10 - Question ouverte

Welke vorm van beeldspraak zie je onderstaande zin?

Het gevaar loerde op elkaar straathoek.
A
personificatie
B
metafoor

Slide 11 - Quiz

Leg uit waarom het een personificatie is..

Slide 12 - Question ouverte

Opdracht
Bij een metafoor vallen object en beeld samen. Je vervangt dan het object helemaal door het beeld.

Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen


Leerdoel: Ik kan/weet vergelijkingen, metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.

Slide 13 - Diapositive