Herhaling hoofdstuk 2

Herhaling hoofdstuk 2
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 1 - Diapositive

Ik denk dat ik een voldoende ga halen?
Ja
Nee
Misschien

Slide 2 - Sondage

Paragraaf 2.1
Indirecte ruil 
Directe ruil
Chartaal en giraal geld

Slide 3 - Diapositive

Het contante geld dat in mijn portemonnee zit is
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 4 - Quiz

Je gaat naar de winkel en je koopt een zak snoep. Je betaalt met je pinpas. Dit is een voorbeeld van?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 5 - Quiz

Stel je heb 15 euro op je bankrekening staan. Je krijgt van je moeder 20 euro omdat je de auto schoon hebt gemaakt. Je koopt voor 10 euro aan eten in de pauze. Hoeveel saldo heb je?

Slide 6 - Question ouverte

Omdat de winkels dicht zijn, bestel je een nieuwe trui online. Dit is een voorbeeld van?
A
Elektronisch betalen
B
Contant betalen

Slide 7 - Quiz

Paragraaf 2.2
Sparen
Geldfuncties
Rente

Slide 8 - Diapositive

Stel je spaart voor een nieuwe telefoon. Met welke reden spaar je?
A
Sparen uit voorzorg
B
Sparen voor een doel
C
Sparen voor de rente

Slide 9 - Quiz

Je spaart omdat je bang bent dat je nieuwe telefoon kapot gaat. Met welke reden spaar je?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor de rente

Slide 10 - Quiz

Rentebedrag berekenen
Rentepercentage : 100 X spaarbedrag

Slide 11 - Diapositive

Reken uit: Jij hebt 530 euro op je rekening. Je krijgt 3% rente per jaar. Hoeveel staat er na 1 jaar op jouw rekening?
A
533,30 euro
B
545,90 euro
C
15,90 euro

Slide 12 - Quiz

Je krijgt elke maand 10 euro zakgeld. Je stopt dit geld in je spaarpot. Dit is een voorbeeld van geld als:
A
Spaarmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 13 - Quiz

2.3 Wat is rente (bij lenen)?

Slide 14 - Diapositive

Als je leent moet je elke maand geld terugbetalen. Dit bedrag bestaat uit twee delen namelijk?

Slide 15 - Question ouverte

Reken uit: Je leent 560 euro omdat je een nieuwe telefoon wil kopen. Je betaalt het bedrag in 4 maanden terug. Hoeveel betaal je aan rente als je per maand 150 euro betaalt?
A
600 euro
B
560 euro
C
40 euro

Slide 16 - Quiz

Percentage berekenen
Kleine deel : grote deel x 100%

Slide 17 - Diapositive

Reken uit: Je leent 300 euro en betaalt 15 euro aan rente. Hoeveel procent rente betaal je?
A
10%
B
4,8%
C
5%

Slide 18 - Quiz

2.4 Verzekeren

Slide 19 - Diapositive

Het bedrag dat je betaalt voor een verzekering. Dit is de betekenis van:
A
Verzekering
B
Polis
C
Eigen risico
D
Premie

Slide 20 - Quiz

Een bewijs dat je een verzekering hebt afgesloten. Dit is de betekenis van:
A
Verzekering
B
Premie
C
Polis
D
Eigen risico

Slide 21 - Quiz

Je hebt een verzekering dat wanneer je telefoon kapot gaat de verzekeraar je betaalt, je hebt een eigen risico van €20. Nu is je telefoon kapot gegaan en dit kost €100. Hoeveel betaalt de verzekering jou
A
€100
B
€20
C
€80

Slide 22 - Quiz