1.1. en 1.2 lezen

Nederlands lezen H1
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Nederlands lezen H1

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Inhoud deze les
1.1: onderwerp en hoofdgedachte
1.2: doel en publiek

Slide 3 - Diapositive

Onderwerp tekst
  • Schrijf je vaak in één of een paar woorden op (geen werkwoorden!) 

Slide 4 - Diapositive

Onderwerp tekst bepalen
  • Afbeeldingen bekijken
  • Titel en tussenkopjes lezen
  • Inleiding (1e alinea) lezen
  • Beantwoord vraag: waar gaat de tekst over?


Slide 5 - Diapositive

1

Slide 6 - Vidéo

00:00
Als hier een krantenbericht over geschreven wordt. Wat is dan het onderwerp van de tekst?

Slide 7 - Question ouverte

Krantenbericht

Slide 8 - Diapositive

Hoofdgedachte
  • Belangrijkste in één zin --> hoofdgedachte
  • Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd?
  • Vaak inleiding of slot

Slide 9 - Diapositive

De beste hoofdgedachte van de tekst is:
A
Romano Fenati wordt ontslagen
B
Motorcoureur Fenati ontslagen wegens incident
C
Motorcoureur Fenati wordt ontslagen.

Slide 10 - Quiz

Samenvattend
Onderwerp = waar gaat tekst over in één of enkele woorden

Hoofdgedachte = wat is het belangrijkste wat over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 11 - Diapositive

De vijf tekstdoelen zijn: informeren, activeren, overtuigen, amuseren en instructie geven.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 12 - Quiz

Mats schrijft een tekst waarom de eerste film van Harry Potter de leukste film is.
A= overhalen B= overtuigen
C= informeren D= amuseren
A
overhalen
B
overtuigen
C
informeren
D
amuseren

Slide 13 - Quiz

een strip van Suske en Wiske lezen heeft als doel....
A=leren lezen B= amuseren
C= overtuigen D= informeren
A
Leren lezen
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 14 - Quiz

een advertentie in een tijdschrift over een vakantie in Spanje heeft als doel...…
A= amuseren B=informeren
C= overtuigen D= overhalen
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 15 - Quiz

een artikel in de krant heeft als doel...…
A=overtuigen B=amuseren
C=informeren D=overhalen
A
overtuigen
B
amuseren
C
informeren
D
overhalen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Vidéo

Welke twee tekstdoelen passen het best bij dit filmpje?
A
Informeren en amuseren
B
Amuseren en overhalen
C
Informeren en overtuigen
D
Overtuigen en amuseren

Slide 18 - Quiz

Aan de slag met 1.1 en 1.2

Slide 19 - Diapositive

Hoe ga je aan de slag? Oranje/rood

Slide 20 - Diapositive

Hoe ga je aan de slag? lichtgroen/donkergroen

Slide 21 - Diapositive