Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
5.4 Meer genen in het spel
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen 5.4
Je kunt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij nakomelingen afleiden bij dihybride kruisingen
Je kunt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij nakomelingen afleiden bij gekoppelde overerving
Je kunt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij nakomelingen afleiden bij polygene overerving
Je kunt de werkwijze van klassieke veredeling en genetische modificatie en hun invloed op de genetische variatie beschrijven
Je kunt uitleggen wat gentherapie is
Slide 2 - Diapositive
Herhaling:
Bij een monohybride kruising kijken we naar de overerving van 1 enkel gen.
- 'Gewoon' = autosomale overerving
- X-chromosomale overerving
- Intermediair fenotype (autosomaal)
- Multipele allelen met codominantie (autosomaal)
- Letale allelen (autosomaal)
Slide 3 - Diapositive
Dihybride kruising
Letten op 2 eigenschappen/ genen tegelijk.
Let op: er kunnen méér verschillende combinaties van allelen ontstaan bij het aanmaken van de geslachtscellen.
Slide 4 - Diapositive
twee soorten dihybride overerving
Slide 5 - Diapositive
Johann Mendel
' vader van de genetica '
1822 - 1884
zoon van akkerbouwer uit Silezie (nu: Tsjechie) goed in rekenen/wiskunde, nauwgezette man
'boekhouder' van bisschop van Brunn (Brno)
mocht jarenlang kruisingsexperimenten doen met erwten in tuin op binnenplaats klooster
publiceerde in 1866 bevindingen:
'Wetten van Mendel'
Slide 6 - Diapositive
Kruising van de P generatie
Grote plant met groene erwten
AABB
Kleine plant met gele erwten
aabb
Fenotype
Genotype
P generatie
Slide 7 - Diapositive
Kruising van de P generatie
Grote plant met groene erwten
AABB
100% AB
Kleine plant met gele erwten
aabb
100% ab
Fenotype
Genotype
Geslachtscellen
P generatie
Slide 8 - Diapositive
Resulteert in de F1 generatie
AB
ab
AaBb
F1 generatie
100% AaBb
Grote planten met groene erwten
Slide 9 - Diapositive
Kruising van de F1 generatie
Grote plant met groene erwten
AaBb
AB, Ab, aB en ab
Grote plant met groene erwten
AaBb
AB, Ab, aB en ab
Fenotype
Genotype
Geslachtscellen
F1 generatie
Slide 10 - Diapositive
Resulteert in de F2 generatie
AB
Ab
aB
ab
AB
AABB
AABb
AaBB
AaBb
Ab
AABb
AAbb
AaBb
Aabb
aB
AaBB
AaBb
aaBB
aaBb
ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
F2 generatie
9/16 is groot met groene erwten
3/16 is klein met groene erwten
3/16 is groot met gele erwten
1/16 is klein met gele erwten
Slide 11 - Diapositive
Onthouden!
Een verhouding 9:3:3:1 van een combinatie van twee eigenschappen in de nakomelingen wijst altijd op een kruising van 2 voor beide eigenschappen heterozygote ouders.
Slide 12 - Diapositive
Oefenen dihybride kruising (1)
Bij mensen is het allel voor zwart haar (A) dominant over het allel voor blond haar (a). Het allel voor krullend haar is (B) dominant over dat voor sluik haar (b). De genen zijn niet gekoppeld.
Een vrouw met zwart krullend haar is heterozygoot voor beide eigenschappen. Ze verwacht een kind van een man met blond, sluik haar. Ze hoopt dat het kind dezelfde haarkleur en haarvorm heeft als zij. Zij wil weten hoe groot de kans hierop is.
Slide 13 - Diapositive
Oefenen dihybride kruising (1)
a) Wat zijn de genotypes van de ouders?
b) Welk genotype moet het kind hebben als het dezelfde haarkleur en haarvorm als de moeder heeft?
c) Van welke ouder moet het kind allel A krijgen? Hoe groot is de kans hierop?
d) En van welke ouder allel B? Hoe groot is deze kans?
e) Hoe groot is dan de kans dat het kind dezelfde haarkleur en haarvorm heeft als moeder?
Slide 14 - Diapositive
Oefenen dihybride kruising (1)
a) ♂ (vader) genotype aabb
♀ (moeder) genotype AaBb
b) AABB of AaBB of AaBb of AaBB
c) Allel A van moeder, kans 50%
d) Allen B van moeder, kans 50%
e) 50% x 50% = 25%
Slide 15 - Diapositive
Oefenen dihybride kruising
Bij erwtenplanten is het allel voor ronde zaden (R) dominant over het allel voor hoekige zaden (r). Het allel voor gele zaadlobben (G) is dominant over het allel voor groene zaadlobben (g). De genenparen liggen in verschillende chromosomenparen.
Men kruist een erwtenplant uit een rond zaad met gele zaadlobben, die voor beide eigenschappen heterozygoot is, met een erwtenplant uit een hoekig zaad met groene zaadlobben.
Welke verhouding van fenotypen verwacht je in de F1?
Slide 16 - Diapositive
Uitwerking
Slide 17 - Diapositive
Bij de mens is het allel voor het vermogen om PTC te proeven (P) dominant over dat voor het niet proeven van deze stof (p). Het allel voor bruine ogen (B) is dominant over dat voor blauwe ogen (b).
Een vrouw, die heterozygoot is voor het gen oogkleur en heterozygoot is voor het gen “PTC proeven”, vormt eicellen die men als volgt kan aanduiden:
A
PP,Pp,Bb,bb.
B
Pp,Bb,Pb,pB
C
PB,Pb,pB,pb
D
PP,Pb,pB,bb
Slide 18 - Quiz
Bij een bepaalde planten wordt de bloemkleur bepaald wordt door twee onafhankelijke genen A en a en B en b. Als er in één of beide genen 1 of meer dominante allelen voorkomen, is de bloemkleur rood. Enkel dubbel homozygoot recessieve hebben witte bloemen. Bij een kruising tussen een plant met rode en een met witte bloemen ontstaat een F1 die ook bestaat uit planten met rode en witte bloemen en wel in de verhouding rood wit = 1 : 1. Welk genotype hebben de ouders?
A
AABb X aaBB
B
Aabb X aaBb
C
AaBb X aabb
D
Aabb X aabb
Slide 19 - Quiz
Van een dihybride kruising van twee cavia's ZZKK x zzkk (Z = zwart, is dominant over wit, K = ruwharig, is dominant over gladharig), waarvan de F1 dieren onderling worden doorgekruist, is het gedeelte van de F2 dat zwart-ruwharig is:
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
12/16
Slide 20 - Quiz
Bij de mens berust het vermogen om de bittere smaak van de stof PTC te proeven op een dominant allel T (niet proeven t). Bruinogig B domineert over blauwogig b. Welk deel van de kinderen, waarvan beide ouders het genotype TtBb hebben, zal naar verwachting niet-proever zijn en bruinogig? (De eigenschappen zijn niet geslachtsgebonden en erven onafhankelijk van elkaar over.)
A
1/4
B
3/16
C
1/16
D
3/8
Slide 21 - Quiz
Gekoppelde overerving
Letten op 2 eigenschappen/ genen tegelijk.
Waarbij de genen op
hetzelfde chromosoom liggen.
Hierbij kan crossing over zorgen
voor andere genotypen en fenotypen
dan verwacht.
Slide 22 - Diapositive
Kruising van de P generatie
Groene erwten en dunne wortels
AABB
Gele erwten en dikke wortels
aabb
Fenotype
Genotype
P(arent) generatie
W
W
Slide 23 - Diapositive
Kruising van de P generatie
Groene erwten en dunne wortels
AABB
100%
Gele erwten en dikke wortels
aabb
100%
Fenotype
Genotype
Geslachtscellen
P(arent) generatie
W
W
Slide 24 - Diapositive
Resulteert in de F1 generatie
AB
ab
AaBb
F1 generatie
100%
Grote planten met dunne wortels
Slide 25 - Diapositive
Kruising van de F1 generatie
Groene erwten en dunne wortels
Groene erwten en dunne wortels
Fenotype
Genotype
Geslachtscellen
F1 generatie
W
W
Slide 26 - Diapositive
Resulteert in de F2 generatie
AB
ab
AB
AABB
AaBb
ab
AaBb
aabb
F2 generatie
3/4 heeft groene erwten en dunne wortels
1/4 heeft gele erwten en dikke wortels
W
W
Slide 27 - Diapositive
Gekoppelde overerving
Gekoppelde overerving zorgt er voor dat allelen die geen functionele relatie hebben (bijvoorbeeld oogkleur en hoog cholesterol gehalte) toch samen overerven.
NB. Door crossing kunnen er toch andere genotypen en fenotypen voorkomen dan verwacht.
Slide 28 - Diapositive
Crossing over
Groene erwten en dunne wortels
Groene erwten en dunne wortels
Fenotype
Genotype
Geslachtscellen
F1 generatie
W
W
x
Slide 29 - Diapositive
Genetische modificatie
Klassieke veredeling = het fokken/kruisen van organismen met goede eigenschappen - duurt vaak lang!
Genetische modificatie = het bewust veranderen van het DNA van een organisme, bv door een stukje DNA toe te voegen
Een genetich gemodificeerd organisme is een transgeen organisme.
Een toepassing van genetische modificatie is gentherapie.