KGT2 - Herhalingsles hoofdstuk 5

KGT2 - Herhalingsles 
Hoofdstuk 5
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

KGT2 - Herhalingsles 
Hoofdstuk 5

Slide 1 - Diapositive

Dicteewoord 1

Slide 2 - Question ouverte

Dicteewoord 2

Slide 3 - Question ouverte

Dicteewoord 3

Slide 4 - Question ouverte

Dicteewoord 4

Slide 5 - Question ouverte

Dicteewoord 5

Slide 6 - Question ouverte

Dicteewoord 6

Slide 7 - Question ouverte

Welk signaalwoord hoort NIET bij een conclusie?
A
Dus
B
Want
C
Samenvattend
D
Kortom

Slide 8 - Quiz

Heeft een tekst altijd een slot?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Een toelichting op de kernzin is een uitleg of een .....

Slide 10 - Question ouverte

Wat is GEEN tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Tegenstelling
D
Overtuigen

Slide 11 - Quiz

Heel raar en belachelijk
A
Oppervlakkig
B
Absurd
C
Ruimschoots
D
Fiks

Slide 12 - Quiz

Wat is volgens het werkboek de precieze betekenis van 'in volle gang zijn'?

Slide 13 - Question ouverte

Welk woordje heeft het meeste te maken met de coronatijd?
A
Fiks
B
Permanent
C
Geïsoleerd
D
De ambitie

Slide 14 - Quiz

Dat wordt hem ten onrechte aangedaan
A
Zonder goede reden
B
Voortdurend
C
Behoorlijk
D
Terecht

Slide 15 - Quiz

De regel of instructie
A
De ambitie
B
De bedreiging
C
Iets heel precies in orde maken
D
De richtlijn

Slide 16 - Quiz

Welk woord hoort bij de betekenis: 'zonder angst / moedig'

Slide 17 - Question ouverte

Voortdurend / blijvend
A
De ambitie
B
Permanent
C
Fiks
D
Ruimschoots

Slide 18 - Quiz

De ambitie
A
Zonder contact met de omgeving
B
Iets waar je bang voor bent
C
De wil om iets te bereiken
D
Binnen een korte tijd

Slide 19 - Quiz

Wat is precies het tegenovergestelde van 'op de korte termijn'?

Slide 20 - Question ouverte

Uitdrukkingen en spreekwoorden zijn woorden of zinnen met een speciale betekenis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Hierbij kunnen de woorden in de zin soms veranderen.
A
Een uitdrukking
B
Een spreekwoord

Slide 22 - Quiz

Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht.
A
Uitdrukking
B
Spreekwoord

Slide 23 - Quiz

Van een mug een olifant maken.
A
Uitdrukking
B
Spreekwoord

Slide 24 - Quiz

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
Uitdrukking
B
Spreekwoord

Slide 25 - Quiz

Wat is dus een standaard zinnetje die altijd hetzelfde blijft en dus niet verandert?
A
Uitdrukking
B
Spreekwoord

Slide 26 - Quiz

A = Dat is gebeurd.
B = Dat is gebeurt.
A
A
B
B

Slide 27 - Quiz

Ik ......... (redden) jou dadelijk!

Slide 28 - Question ouverte

Geheimen ........... (verspreiden) zich altijd vlug.

Slide 29 - Question ouverte

Ik ........... (saven) het bestand alvast.

Slide 30 - Question ouverte

Ik heb jarenlang altijd .................. (daten)

Slide 31 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord van 'baby' op.

Slide 32 - Question ouverte

Schrijf het meervoud van 'bikini' op.

Slide 33 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord van 'pony' op.

Slide 34 - Question ouverte

Schrijf het meervoud op van 'wc' op.

Slide 35 - Question ouverte

Geef aan dat de laptop van Wilco is.
Dit is ............. laptop.

Slide 36 - Question ouverte

Geef aan dat de laptop van Dries is.
Dit is ............. laptop.

Slide 37 - Question ouverte

Geef aan dat de laptop van Willie is.
Dit is ............. laptop.

Slide 38 - Question ouverte

Klaar voor de toets?
A
Ja!
B
Nee...
C
Beetje

Slide 39 - Quiz