LJ1 - SO 4.3 & 4.4

Mens & Maatschappij
SO 4.3 & 4.4
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Mens & Maatschappij
SO 4.3 & 4.4

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 4.3

Slide 2 - Diapositive

Sleepvragen

Slide 3 - Diapositive

stad waar de regering van het land zit
stad die internationaal belangrijk is
stad met meer dan 10 miljoen inwoners
Megastad
Hoofdstad
Wereldstad

Slide 4 - Question de remorquage

oude auto’s en scooters verbieden 
luchtvervuiling
druk verkeer 
Oorzaak
Probleem
Oplossing

Slide 5 - Question de remorquage

slechte infrastructuur 
bruggen bouwen 
snelle groei van de stad 
Oorzaak
Probleem
Oplossing

Slide 6 - Question de remorquage

mensen leven veel op straat 
afvalinzameling regelen 
overal ligt zwerfafval
Oorzaak
Probleem
Oplossing

Slide 7 - Question de remorquage

Open vragen

Slide 8 - Diapositive

Welke vijf woorden in de tekst in bron 1 maken deel uit van de infrastructuur?

Slide 9 - Question ouverte

Noteer twee oorzaken voor urbanisatie.

Slide 10 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van een plek in een stad waar een krottenwijk kan
ontstaan en noteer ook waarom dat juist daar kan.

Slide 11 - Question ouverte

Meerkeuze vragen

Slide 12 - Diapositive

Wat hoort bij voorzieningen in een stad? Omcirkel de letter van het juiste
antwoord.
A
grachten en vijvers
B
huizen en gebouwen
C
scholen en ziekenhuizen
D
tuinen en balkons

Slide 13 - Quiz

In rijke landen vond eerder urbanisatie plaats dan in arme landen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Ongeveer 30 procent van de wereldbevolking woont in een stad.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

De opkomst van de industrie zorgde voor een extra snelle groei van steden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Doordat in arme landen de gezinnen vaak groot zijn, is er ook urbanisatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Het aantal inwoners in steden is in de geschiedenis vooral
A
Gestegen
B
Afgenomen

Slide 18 - Quiz

In ______ landen gebeurde dit toen de industrie opkwam.
A
Rijke
B
Arme

Slide 19 - Quiz

Mensen op het platteland hadden ______(1) werk omdat er ______ (2) met machines werd gewerkt.
A
1. Minder / 2. Meer
B
1. Meer / 2. Minder

Slide 20 - Quiz

Die machines werden ___________ gemaakt.
A
In de steden
B
Op het platteland

Slide 21 - Quiz

Bekijk bron 2. Waarom staan er zoveel rondjes in Azië en veel minder in
andere delen van de wereld? Kies het juiste antwoord.
A
Azië heeft de grootste bevolking van de hele wereld.
B
Azië heeft het grootste grondgebied.
C
Azië is rijker dan Afrika en armer dan Noord-Amerika.
D
In Azië wonen de meeste mensen al in een stad.

Slide 22 - Quiz

Welke zin is juist over wijken in een megastad?
A
De infrastructuur is in een zakencentrum beter dan in een voorstad.
B
Een zakencentrum vind je alleen in rijke landen.
C
In een voorstad is minder werk dan in het zakencentrum.
D
In het zakencentrum wonen minder mensen dan in de rest van de stad.

Slide 23 - Quiz

Paragraaf 4.4

Slide 24 - Diapositive

Sleepvragen

Slide 25 - Diapositive

Hier staan de verschillende wijken die je in een historische stad tegenkomt.
 Zet ze in de juiste volgorde waarin ze werden gebouwd.

Vinex-wijken
19e-eeuwse wijken
laagbouwwijken
binnenstad
hoogbouwwijken
1
2
3
4
5

Slide 26 - Question de remorquage

veel kleine woningen dicht op elkaar, weinig groen.
een mix van villa’s en goedkopere huurwoningen door elkaar met veel groen.
nauwe straatjes met winkels en cafeetjes in het oude centrum.
veel rijtjeshuizen en wat groen
veel flats
Binnenstad
Hoogbouwwijken
Vinex-wijken
19e-eeuwse wijken
laagbouwwijken

Slide 27 - Question de remorquage

Open vragen

Slide 28 - Diapositive

Noteer de juiste naam van de stad.
We hebben onze vrienden uit Amerika van Schiphol gehaald. Ze wilden naar de hoofdstad voor een rondvaarttocht in _______

Slide 29 - Question ouverte

Noteer de juiste naam van de stad.
Daarna wilden ze een bezoek brengen aan de parlementsgebouwen waar de regering zit in ________

Slide 30 - Question ouverte

Noteer de juiste naam van de stad.
Op dezelfde dag reden we door naar het zuiden om onze grootste havenstad__________ te bezoeken.

Slide 31 - Question ouverte

Noteer de juiste naam van de stad.
Tot slot hadden we een ontmoeting gepland met vrienden uit het noorden. Daarom was het handig op een centrale plek af te spreken. We troffen elkaar bij het meeting point van het station in __________________________ .

Slide 32 - Question ouverte

Lees bron 2. Welke vier dingen in de tekst geven aan dat het niet goed gesteld
is met de leefbaarheid in sommige wijken?

Slide 33 - Question ouverte

Waar in Nederland zul je meer wijken tegenkomen met problemen met de
leefbaarheid? Kies het juiste antwoord en leg je antwoord uit.

De meeste problemen met leefbaarheid hebben wijken in het noorden / oosten / zuiden / westen, omdat

Slide 34 - Question ouverte

Meerkeuze vragen

Slide 35 - Diapositive

Hoe komt het dat de opbouw van veel Nederlandse steden op elkaar lijkt?
A
De steden liggen aan het water waardoor je maar op één manier kunt bouwen.
B
De verschillende wijken zijn in dezelfde periodes gebouwd.
C
Het materiaal waarmee huizen worden gebouwd is hetzelfde.
D
Nederlanders zijn veel verhuisd van de ene stad naar de andere.

Slide 36 - Quiz

Gebruik bron 1: een kaart met daarin de opbouw van een Nederlandse stad.
In andere delen van de wereld zal de opbouw van een stad er weer anders uit zien. Op welke manier?
A
Bij cijfer 2 ligt waarschijnlijk een groene strook natuur.
B
In arme landen zullen de krottenwijken mogelijk in het groene deel liggen.
C
In megasteden zal bij cijfer 1 het zakencentrum liggen.
D
In rijke landen zullen bij cijfer 3 de voorsteden liggen.

Slide 37 - Quiz

Op welke manieren kun je proberen de leefbaarheid in een wijk te
verbeteren?
A
Mensen geld geven om te zorgen dat ze verhuizen.
B
Mensen helpen met werk en opleiding.
C
Meer politie inschakelen om in te grijpen bij overlast.
D
Meer wegen en parkeerplaatsen aanleggen.

Slide 38 - Quiz

Renovatie betekent het _________ van huizen.
A
Afbreken
B
Opknappen

Slide 39 - Quiz

Hierdoor worden de huizen _______
A
Goedkoper
B
Duurder

Slide 40 - Quiz

Als dit in een buurt wordt gedaan, zullen er meer mensen met _______ inkomens komen wonen.
A
Lagere
B
Hogere

Slide 41 - Quiz

Men verwacht dat dit de ________ ten goede komt.
A
Leefbaarheid
B
Ruimte

Slide 42 - Quiz

Einde SO

Slide 43 - Diapositive