20 juni H1. par. 3. C Het volk krijgt de macht

H 1 Democratisering van Nederland
Het volk krijgt de macht
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H 1 Democratisering van Nederland
Het volk krijgt de macht

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
1. Korte herhaling politieke situatie 1848-1916
2. Instructie §3 C

Leerdoel:
Je kan uitleggen door welke veranderingen in 1917 en 1919 Nederland een echte democratie werd

Slide 2 - Diapositive

In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven.

Thorbecke was :
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist

Slide 3 - Quiz

Wat zou Thorbecke gezegd kunnen hebben?
A
De macht moet bij de koning liggen.
B
De regering moet wetten maken waarin de lonen van arbeiders worden geregeld.
C
De regering moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie.
D
Er moet algemeen kiesrecht komen.

Slide 4 - Quiz

Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
De slechte levensomstandigheden van de arbeiders en het besef dat hier een oplossing voor moest komen
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.

Slide 5 - Quiz

Sociale wetten zijn ...

A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Slide 6 - Quiz

Wat was de eerste sociale wet?
A
Algemene Ouderdoms Wet
B
Bijstandswet
C
Kinderwetje van Van Houten
D
Armenwet

Slide 7 - Quiz

Wat is het caoutchouc-artikel?
Stemrecht voor...
A
mensen die het verdienen.
B
mensen die % belasting betalen.
C
iedereen boven de 18 jaar.
D
mannen met een schooldiploma.

Slide 8 - Quiz

Het Caoutchouc-artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 9 - Quiz

Caoutchouc artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
steeds meer mannen mogen stemmen
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 10 - Quiz

Wat is feminisme?
A
Een beweging voor gelijke rechten tussen mannen en vrouwen
B
Een beweging dat alleen voor vrouwen is
C
Een beweging dat mannen wil overheersen
D
Een beweging dat vrouwen wil overheersen

Slide 11 - Quiz

Aletta Jacobs is bekend door:
A
Eerste vrouwelijke student
B
Leidster VvVV
C
Eerste vrouwelijke arts
D
alle drie

Slide 12 - Quiz

In de 19e eeuw streden verschillende groepen voor emancipatie. Zo ook vrouwen als Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker.
Waar streden deze vrouwen NIET voor?
A
stemrecht
B
dat vrouwen mochten studeren
C
gelijke lonen
D
Kinderopvang

Slide 13 - Quiz

Welk -isme past bij dit standpunt?
Het algemeen mannenkiesrecht moet ingevoerd worden.
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Feminisme

Slide 14 - Quiz

Wat is de schoolstrijd?
A
De strijd om het openen van bijzonder onderwijs
B
De strijd om het sluiten van bijzonder onderwijs
C
De strijd om het recht op subsidie voor bijzonder onderwijs
D
De strijd om het recht op subsidie voor openbaar onderwijs

Slide 15 - Quiz

Welke partij wilde algemeen mannenkiesrecht?
A
ARP
B
RKSP
C
SDAP
D
liberale Unie

Slide 16 - Quiz

Wat heeft de industriele revolutie in Nederland te maken met de opkomst van het socialisme?
Wat heeft de industriele revolutie in Nederland te maken met de opkomst van het socialisme?

Slide 17 - Diapositive

Veranderingen grondwet 1917
3. Het districtenstelsel werd vervangen door het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. 
        Gelijke verdeling van zetels.​
         Alle stemmen worden landelijk bij elkaar opgeteld.​
         Hoe meer stemmen een partij heeft, hoe meer zetels.​
¼ van stemmen = ¼ van zetels.​
           Kleine partijen hebben zo meer kans op zetels.

Slide 18 - Diapositive

Alles nog een keer op een rijtje

Slide 19 - Diapositive

De wensen voor 1917​
Begin 1900 had elke zuil zijn wensen.​
  • Socialisten wilden algemeen kiesrecht​
  • Confessionelen wilden betaald bijzonder onderwijs 
  • Liberalen wilden geen veranderingen
  • Vrouwen wilden gelijke behandeling en stemrecht

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Meningen over vrouwenkiesrecht
  • Socialisten steunden het, maar vonden kiesrecht voor mannen veel belangrijker. Belang arbeider ging voor het belang van de vrouw.​
  • Confessionelen tegen vrouwenkiesrecht. Vrouwen hoorden hun rol thuis te vervullen. Politiek was voor mannen.​
  • Liberalen waren verdeeld. Grootste deel was voor vrouwenkiesrecht.


Slide 22 - Diapositive

Veranderingen grondwet 1917
  • Om al deze wensen uit te voeren moest de grondwet worden veranderd.​
  • Voor een wijziging in de grondwet is een meerderheid nodig van ⅔ van de stemmen in de Eerste en Tweede kamer
  • Geen enkele partij had zo een meerderheid.​
  • Om aan een meerderheid te komen, besluiten de socialisten en de confessionelen om voor elkaars wensen te stemmen.



Slide 23 - Diapositive

1. Veranderingen grondwet 1917
Het censuskiesrecht werd vervangen voor de gelijke verdeling van zetels.:
  • Alle stemmen worden landelijk bij elkaar opgeteld.​
  • Hoe meer stemmen een partij heeft, hoe meer zetels.​
  • ¼ van stemmen = ¼ van zetels.​
  • Kleine partijen hebben zo meer kans op zetels.




Slide 24 - Diapositive

2. Veranderingen grondwet 1917
Financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.​
             



De confessionelen kregen dus wat ze wilden!


Slide 25 - Diapositive

3. Veranderingen grondwet 1917
Algemeen kiesrecht voor mannen vanaf 25 jaar.​






De socialisten kregen dus wat ze wilden!

Slide 26 - Diapositive

Pacificatie van 1917
  • Algemeen kiesrecht voor mannen vanaf 25 jaar.​
  • Financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.​
                       
Deze 2 veranderingen samen noemen we 


De Pacificatie van 1917.  (Pacificatie = vrede)​
En wat kregen de vrouwen.....?


Slide 27 - Diapositive

Vrouwenkiesrecht
Vrouwen krijgen in 1917 alleen passief kiesrecht : 
het recht om gekozen te worden.

In 1919 krijgen vrouwen ook actief kiesrecht: het recht om te stemmen bij verkiezingen


In 1919 is Nederland dus een volwaardige parlementaire democratie

Slide 28 - Diapositive

Wie was er niet tevreden met de Pacificatie van 1917?
A
socialisten
B
katholieken
C
protestanten
D
feministen

Slide 29 - Quiz

Wat is geen resultaat van de pacificatie van 1917?
A
stelsel van evenredige vertegenwoordiging
B
gelijkschakeling algemeen en bijzonder onderwijs
C
algemeen kiesrecht
D
algemeen mannenkiesrecht

Slide 30 - Quiz

Welke veranderingen ontstonden er door de Pacificatie van 1917?
A
kiesrecht mannen en vrouwen, einde schoolstrijd en nieuw kiesstelsel
B
kiesrecht mannen, nieuwe koning en nieuw kiesstelsel
C
kiesrecht mannen, einde schoolstrijd en nieuw kiesstelsel
D
kiesrecht mannen en vrouwen, einde schoolstrijd en nieuw parlement

Slide 31 - Quiz

Algemeen kiesrecht mannen 
Algemeen kiesrecht vrouwen
Passief kiesrecht
Actiefkiesrecht
Wilhemina Drucker
Aletta Jacobs
1917
1919
Verkiesbaar zijn
Zelf mogen kiezen

Slide 32 - Question de remorquage

Examentip
Je moet een bron bekijken. De bron is een tekst. Hoe pak je dat aan?
1. Kijk nog NIET naar de vraag over de tekst.
2. Lees eerst het bijschrift/ toelichting/ onderschrift/ titel. Staan er jaartallen? (Het bij- of onderschrift vertelt soms meer van de bron, dan de bron zelf)
3. Onderstreep de belangrijke woorden, namen, stukken in de tekst.
4. Wat is het doel van de maker? Wat wil hij/ zij je vertellen?
5. Lees de vraag over de tekst.
6. Begin je antwoord met het opschrijven (herhalen) van de vraag.
7. Schrijf dus altijd in je antwoord: In de bron staat… (geef een voorbeeld uit de bron).

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive


Slide 37 - Question ouverte