Recap grammar chapter 3-4 kgt1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Recap chapter 3-4

Grammar

Chapter 3 - grammar

Can, cannot en can't

Vragen maken met can

Could

Vragende voornaamwoorden

Can

Je gebruikt 'can' om te zeggen dat jij of een ander iets kan. Let op: bij he, she en it krijgt 'can' geen s.

I can play the drums.

He can walk on hands.

We can ride a bike.

TB 39

Cannot en can't

Je gebruikt 'cannot' of 'can't' om aan te geven dat jij of een ander iets niet kan. Let op: het woord 'cannot' is 1 woord en wordt dus aan elkaar geschreven.

I cannot/can't play the drums.

He cannot/can't walk on his hands.

We cannot/can't ride a bike.

TB 39

Vragen maken met can

Door 'can' voor aan de zin te zetten kun je een vraagzin maken:

'Can my father cook?'

Je kunt ook vragen of iets mag:

'Can I come over?'

Je kunt ook iemand vragen iets voor jou te doen:

'Can you say that again, please?'

Could

Als je beleefd wil zijn, gebruik je in vragen 'could' in plaats van 'can'.

Could I come over right now?

Could you say that again, please?

Vragende voornaamwoorden

Vragende voornaamwoorden staan altijd aan het begin van de vraag.

Who is your best friend?

What is your surname?

Where are you going?

When do you have English class?

Why are you shouting?

How did you get here?

Chapter 4 - grammar

's of ' om bezit aan te geven

Vragen maken

Ontkenningen

Persoonlijke voornaamwoorden

's of ' om bezit aan te geven

Wanneer je wilt zeggen dat iets van iemand is, gebruik je 's.

Lisa's hair is very long.

Chris's bike is black.

My brother's laptop is broken.

My dog's ball is lost.

's of ' om bezit aan te geven

Als een woord in het meervoud al op een s eindigt, gebruik je alleen een '.

My dogs' names are Toby and Luke.

These tigers' claws are very sharp.

Vragen maken

1. Staat er am / are / is / can / have got in de zin? -> zet dat dan vooraan.

• He is hungry -> Is he hungry?

2. Is het onderwerp he / she / it (controleer: staat er een s achter het werkwoord?) -> zet does voor de zin en haal de s weg.

• Bram likes dogs -> Does Bram like dogs?

3. In alle andere gevallen -> do voor de zin.

• They have cats -> Do they have cats?

Ontkenningen

Als je ontkenningen maakt met 'to be' of 'can', zet je not achter het werkwoord. Je kunt ook can't gebruiken.

They are funny -> They are not / aren't funny

We can see you -> We cannot / can't see you

Ontkenningen

Bij bijna alle andere werkwoorden zet je don't voor het werkwoord.

I like snakes -> I do not / don't like snakes

Bij he / she / it zet je doesn't voor het werkwoord en haal je de s achter het werkwoord weg.

He hates spiders -> He doesn't hate spiders

Persoonlijke voornaamwoorden

Could you help me?

No, I can't tell you.

I don't like him.

Her dog is cool.

Why don't you see it?

Could you show us the way?

Can you shut your mouths?

I like them.

I have to read.

Do you know what time it is?

He is my best friend.

She is my neighbour.

I like this film. It is great!

We are lost.

You're always talking.

They are dangerous.

Quiz time!

Take out your phones

Go to lessonup.com

Enter the code

Test time!
Hoe zeg je dat je goed Duits kunt spreken?

1. I can't speak German very well.
2. I do German very well.
3. I can speak German very well.
4. I can write German very well.

Hoe vraag je wat een woord betekent?

1. How does this word mean?
2. What does this word mean?
3. Why does this word mean?
4. Which does this word mean?

Hoe zeg je dat je niet gitaar kunt spelen?

1. I can't play the guitar.
2. I can play the guitar.
3. I can't play the piano.
4. I cannot play the guitar.

Wat is de aller-beleefdste manier om te vragen of je langs mag komen?

1. Can I come over?
2. Can I come over, please?
3. Could I come over?
4. Could I come over, please?

Wat betekent 'Who' in de zin: 'Who is your best friend?'

1. Waar
2. Wie
3. Wat
4. Welke

Hoe zeg je dat die pen van Sjors is?

1. That pen is Sjors's pen.
2. That pen is Sjors pen.
3. That pen is Sjor's pen.
4. That pen is Sjors' pen.

Kijk naar deze zin: 'I am very hungry.'
Hoe ziet deze zin eruit als het vragend is?

1. Are I very hungry?
2. Hungry am I very?
3. Am I very hungry?
4. Is I very hungry?

Kijk naar deze zin: 'She hates spiders.'
Hoe ziet deze zin eruit als het vragend is?

1. Do she hates spiders?
2. Does she hate spiders?
3. Does she hates spiders?
4. Hates she spiders?

Kijk naar deze zin: 'We like games.'
Hoe ziet deze zin eruit als het vragend is?

1. Like we games?
2. Do we likes games?
3. Does we like games?
4. Do we like games?

Kijk naar deze zin: 'We all like English class.'
Hoe ziet deze zin eruit als je hem ontkennend maakt?

1. We all can't like English class.
2. We all cannot like English class.
3. We all don't like English class.
4. We don't like English class at all.

All together! Noem zoveel mogelijk Engelse persoonlijke voornaamwoorden.

Next: vocabulary and Stones

Go to kahoot.it

Chapter 3

Chapter 4