Clase 7. Repasamos Unidad 7

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Martes, 26 de septiembre de 2023

¡Repasamos la unidad 7!

Ik ken de dagen van de week in het Spaans.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik ken de namen van de maanden in het Spaans.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik kan de wederkerende werkwoorden van Unidad 7 vervoegen.

1 (NO0

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO0

Ik kan het werwoord "salir" en " "volver" goed vervoegen in het Spaans

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik kan enkele voorzetsel in het Spaans gebruiken.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Ik ken alle woorden van unidad 7 en de frases claves.

1 (NO)

2

3

4

5

6

7

8

9

10(SÍ, POR SUPUESTO

Ben je klaar voor de s.o van unidad 7?

1 (No)

2

3

4

5(Sí, por supuesto)

Contesta en español:
¿Cuándo es tu cumpleaños?

Contesta en español:
¿A qué hora te levantas?

Contesta en español:
¿A qué hora vuelves a casa?

Vertaal naar het Spaans:
"de zomer"

Vertaal naar het Spaans:
"het zoogdier"

Vertaal naar het Spaans:
"zich bewegen"

Vertaal naar het Spaans:
"douchen"

Vertaal naar het NL:
"tranquilo-a"

Vertaal naar het NL:
"la gallina"

Vertaal naar het NL:
"dormirse"

Vertaal de zin:
"Ik vertrek van huis om acht uur."

Vertaal de zin:
"Wat doe je in het weekend?"

Vertaal de zin:
"Los fines de semana juego al fútbol."

Vertaal de zin:
"¿A qué hora vuelves a casa?"

Maak een goede zin:
de/restaurante/mañana/a/nueve/las/abrir/El/la/.

Maak een goede zin:
a/Volver(yo)/cuatro/las/casa/a.

Maak een goede zin:
¿hora/abrir/qué/restaurante/el/A?

Vervoeg de werkwoorden

Mi hermana pequeña....(acostarse)

Ellos.....(irse)

Felipe.....(sentarse)

Tú.....(volver)

Vosotros....(salir)

De vraagwoorden. Sleep ze naar elkaar toe!

Hoe?

Wat?

Wie?

Wanneer?

Waar?

¿Cómo?

¿Qué?

¿Quién(es)?

¿Cuándo?

¿Dónde?

Kies het juiste voorzetsels 

Salgo......... casa...... las cinco de la tarde.

1. a/de
2. con/de
3. al/de
4. de/a

Me levanto..........las ocho y media.....la mañana

1. a/de
2. con/de
3. al/con
4. de/a

Juego.........casa ..........mis amigos.

1. a/con
2. de/con
3. en/de
4. a/de

........la mañana voy al instituto.........bici.

1. a/con
2. de/con
3. por/en
4. a/de

Kies het juiste voorzetsels:
Me gusta mucho la casa.........mis amigos.

Kies het juiste voorzetsels:
El restaurante abre ........las nueve y media.

Verplichte opdrachten:

TB Unidad 7. Comunicación

Opdracht 1 t/m 4

TB Unidad 7. Destrezas

Opdracht 1 t/m 4

TB Unidad 7. Reflexión y Evaluación

Opdracht 1 t/m 4

Si terminas/Als je klaar bent?

Vocabulario unidad 7

Frases claves unidad 7

Gramatica unidad 7 leren

Optionele opdrachten:

(verdieping / verbreding)

WB U7 Comunicación 

opdracht. 1 t/m 3

WB U7 Destrezas 

opdracht 1 t/m 3

0