Kennisquiz Tweede Wereldoorlog

Kennisquiz
Tweede Wereldoorlog
(Havo3)
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Kennisquiz
Tweede Wereldoorlog
(Havo3)

Slide 1 - Diapositive

Voordat we gaan beginnen
Als je deze les opent tijdens de klassikale les:
Ga op je telefoon naar de site: lessonup.app
Voer de code van deze les in (staat onder de dia). 

Als je deze les opent tijdens domeinuur:
Sla deze dia over en start met het maken van de vragen

Slide 2 - Diapositive

Wanneer is het Interbellum?
A
1914-1918
B
1918-1933
C
1918-1939
D
1940-1945

Slide 3 - Quiz

Wie is deze leider?
A
Churchill
B
Stalin
C
Roosevelt
D
Mussert

Slide 4 - Quiz

Welke gebeurtenis is afgebeeld op de afbeelding?
A
Operatie Market Garden
B
Conferentie van München
C
Slag om Stalingrad
D
D-Day

Slide 5 - Quiz

Hoe wordt het genoemd als je jezelf overgeeft als land?
A
Capitulatie
B
Collaboratie

Slide 6 - Quiz

Hitler wilde in korte tijd zo veel mogelijk gebied van de vijand veroveren.

Hoe wordt deze strategie ook wel genoemd?
A
Blitzkrieg
B
Von Schlieffenplan
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Engeland

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt de overname van Oostenrijk genoemd?
A
Anschluss
B
Conferentie van Munchen
C
Oorlog
D
D-Day

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt het genoemd als je gehersenspoeld wordt waardoor je denkt dat alle ideeën van bv Hitler waar zijn?

Slide 9 - Question ouverte


Wie heeft de opdracht gegeven om deze poster te laten maken? 
En tegen welk bondgenootschap is de poster gericht?
A
de Duitse bezetter, tegen de As-mogendheden
B
de Duitse bezetter, tegen de Geallieerden
C
het Nederlandse verzet, tegen de As-mogendheden
D
het Nederlandse verzet, tegen de Geallieerden

Slide 10 - Quiz

Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland

Slide 11 - Quiz

In welk jaartal begon de tweede wereldoorlog?
A
1939
B
1940
C
1945
D
1914

Slide 12 - Quiz

Dit is een voorbeeld van
A
Nationalisme
B
Holocaust
C
Propaganda
D
Antisemitisme

Slide 13 - Quiz

Hoeveel Joden stierven er ongeveer tijdens de Holocaust?
A
600 duizend
B
6 miljoen
C
60 miljoen
D
onbekend

Slide 14 - Quiz

Wat of wie herdenken wij op 4 mei??
A
Alle oorlogsslachtoffers an de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
De Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien

Slide 15 - Quiz

Met welk land sloot Hitler voor de Tweede Wereldoorlog een niet-aanvalspact?
A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Sovjet-Unie
D
Tsjechoslowakije

Slide 16 - Quiz

Waardoor is de Sovjet-Unie een bondgenoot van de geallieerden geworden in de WO2?
A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939

Slide 17 - Quiz

Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?
A
Frankrijk – Polen – Sovjetunie
B
Frankrijk – Sovjetunie – Polen
C
Polen – Frankrijk – Sovjetunie
D
Polen – Sovjetunie – Frankrijk

Slide 18 - Quiz

Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

Welk argument wordt bij deze mening gebruikt?
A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 19 - Quiz


De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de WO2.

Wat is de juiste volgorde?
A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 20 - Quiz

Welke gebeurtenis is op de bron afgebeeld?
A
Molotov VonRibbentroppact
B
Appeasementpolitiek
C
Operatie Barbarossa
D
Operatie Market Garden

Slide 21 - Quiz

Welke gebeurtenis is afgebeeld op de afbeelding?
A
Molotov VonRibbentroppact
B
Appeasementpolitiek
C
Operatie Barbarossa
D
Operatie Market Garden

Slide 22 - Quiz

Wanneer begon de aanval om West-Europa te bevrijden? Hoe heet dit?
A
3 juni Slag om Stalingrad
B
6 juni Slag om Stalingrad
C
3 juni D-Day
D
6 juni D-Day

Slide 23 - Quiz

Wat is het keerpunt in WOII voor Hitler in het oosten van Duitsland, waarna hij steeds meer gaat verliezen?
A
Slag bij Barbarossa
B
Slag om Engeland
C
Slag bij Stalingrad
D
Slag van Munchen

Slide 24 - Quiz

Was operatie Market Garden een succes?
A
Ja want een deel van NL werd bevrijd
B
Nee, want de slag om Arnhem werd verloren
C
Ja, want de Franse kust werd bevrijd
D
Nee, de slag om Stalin- grad werd verloren

Slide 25 - Quiz

Alle docenten die 1942 lesgaven op reguliere scholen in Nederland waren niet-Jood
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Welk land hoort niet bij de Asmogendheden?
A
Duitsland
B
Italië
C
Japan
D
Ottomaanse Rijk

Slide 27 - Quiz

Japan geeft zich definitief over na:
A
De aanval van kamikaze piloten
B
Atoombom op Nagasaki en Hiroshima
C
Aanval op Pearl Harbor
D
Zelfmoord van Hitler

Slide 28 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Het verbieden van (delen van) boeken, films, radio-uitzendingen en andere publicaties.
A
Indoctrinatie
B
Propaganda
C
Collaboratie
D
Censuur

Slide 29 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Jacht op een groep mensen door politie of leger.
A
Razzia
B
Verzet
C
Collaboratie
D
Deportatie

Slide 30 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Samenwerken met de vijand
A
Genocide
B
Bezetting
C
Collaboratie
D
Verzet

Slide 31 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Massale moord op joden tijdens de WO2.
A
Deportatie
B
Discriminatie
C
Razzia
D
Holocaust

Slide 32 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Het voeren van overleg tussen staten en landen.
A
Diplomatie
B
Razzia
C
Appeasement
D
Lebensraum

Slide 33 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?

Gebieden in Oost-Europa die de Duitsers volgens de nazi's nodig hadden om te leven.
A
Indoctrinatie
B
Blitzkrieg
C
Lebensraum
D
Holocaust

Slide 34 - Quiz

Asmogendheden
Geallieerden
Sleep de landen naar de juiste bondgenoot-schappen
Italie
Frankrijk
Groot-Brittannië
Duitsland
Japan
Verenigde Staten
Sovjetunie

Slide 35 - Question de remorquage

Al vanaf 1935 werden er in Duitsland televisieprogramma’s uitgezonden. De inhoud van die programma’s werd door de staat bepaald. In de uitzendingen kwam van alles aan bod, zoals kooktips, voetbalwedstrijden en wetenschappers die voorhoofden en neuzen van Arische en niet-Arische kinderen opmeten.
Welk kenmerk van het nationaalsocialisme past hierbij?
A
Terreur
B
Führerprincipe
C
Totalitair
D
Concentratiekampen

Slide 36 - Quiz

Deze poster is afkomstig van een Nederlandse politieke partij. Welke politieke partij wordt bedoeld?
A
ARP
B
NSDAP
C
NSB
D
SDAP

Slide 37 - Quiz

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde.
1 De Conferentie van München vindt plaats.
2 Duitsland en de Sovjet-Unie sluiten een niet-aanvalsverdrag.
3 Duitsland raakt door de Beurskrach in zware economische problemen.
4 Duitsland valt Polen binnen.
5 Duitsland valt Oostenrijk binnen.
A
3-4-5-2-1
B
3-5-1-2-4
C
5-3-2-1-4
D
1-3-2-5-4

Slide 38 - Quiz

Leg uit een bombardement leidde tot de capitulatie van Nederland. Doe dit door:
A- eerst aan te geven welke stad gebombardeerd werd,
B- en een reden te geven waarom NL besloot te capituleren.

Slide 39 - Question ouverte

Welke titel past bij deze kaart?
A
D-Day
B
Operatie Market Garden
C
Slag om Engeland
D
Spoorwegstaking

Slide 40 - Quiz

Welk doel had de Gestapo in nazi-Duitsland?
A
Bijeenkomsten van de NSDAP met geweld beschermen
B
De jeugd tot nationaal-socialisten opvoeden
C
Concentratiekampen leiden
D
De tegenstanders van Hitler vervolgen

Slide 41 - Quiz