Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoorden
1 / 18
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
ISK
Cette leçon contient
18 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Scheidbare werkwoorden
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Scheidbare werkwoorden
Wat zijn scheidbare werkwoorden?
Slide 3 - Diapositive
Scheidbare werkwoorden
Wat zijn scheidbare werkwoorden?
Ik
bel
je morgen
op
.
Jan
zegt
de antwoorden
voor
.
De docent
kijkt
de toets
na
.
Ik
kom
Ahmed op de markt
tegen
.
Slide 4 - Diapositive
Scheidbare werkwoorden
Ik
bel
je morgen
op
.
opbellen
Jan
zegt
de antwoorden
voor
.
voorzeggen
De docent
kijkt
de toets
na
.
nakijken
Ik
kom
Ahmed op de markt
tegen
.
tegenkomen
Slide 5 - Diapositive
Scheidbare werkwoorden
voorvoegsel werkwoord
opbellen op + bellen
voorzeggen
voor + zeggen
nakijken na + kijken
tegenkomen tegen + komen
Slide 6 - Diapositive
Scheidbare werkwoorden
werkwoord + voorzetsel
(
aan
komen/
af
spreken)
werkwoord + adjectief
(
schoon
maken/
klaar
maken)
werkwoord + substantief
(
paard
rijden/
adem
halen)
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden: een werkwoord en een ander woord. Dat komt voor het werkwoord.
Samen hebben ze een andere betekenis!
aan rijden
op halen
voor zeggen
tegen houden
in nemen
uit maken
Slide 9 - Diapositive
Woordaccent
Bij een scheidbaar werkwoord ligt het woordaccent op de eerste lettergreep. Luister maar:
uit
delen
klaar
zetten
vast
maken
door
rijden
Slide 10 - Diapositive
Twee werkwoorden in een zin
Zullen
we voor morgen
afspreken
?
Wil
je ook
weggaan
?
Ik
moet
vandaag in de aula
schoonmaken
?
Zullen, willen, kunnen, moeten, mogen, gaan, komen.....
Slide 11 - Diapositive
Twee werkwoorden in een zin
Bij twee werkwoorden in een zin, komt het scheidbare
hele werkwoord
achteraan.
Ik wil met je afspreken. (
ik spreek met je af)
Wil je mijn tas meenemen. (Jij neemt mijn tas mee)
Sem wil de taart opeten. (Sem eet de taart op)
Slide 12 - Diapositive
Maak een zin met:
trein/aankomen
Slide 13 - Question ouverte
Maak een zin met:
kat/vis/opeten
Slide 14 - Question ouverte
Maak een zin met:
huis/instorten
Slide 15 - Question ouverte
Maak een zin met:
borden/afwassen
Slide 16 - Question ouverte
Maak een zin met:
Sef/huis/schoonmaken
Slide 17 - Question ouverte
Maak een zin met:
oma/Sam/opbellen
Slide 18 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
Scheidbare werkwoorden
Novembre 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
ISK
Scheidbare werkwoorden
Mars 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
ISK
Scheidbare werkwoorden
Mars 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
ISK
Scheidbare werkwoorden
Juin 2024
- Leçon avec
25 diapositives
Scheidbare werkwoorden 2 (A2)
Mars 2023
- Leçon avec
31 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 2
Scheidbare werkwoorden
il y a 10 jours
- Leçon avec
25 diapositives
Tut 16-05-2022
Mai 2022
- Leçon avec
30 diapositives
NT2
WO
Studiejaar 1
Toptaal A0A1 30 september
Septembre 2021
- Leçon avec
15 diapositives
NT2
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6