Woche 48

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

A2a Duits, Woche 48

Beginopdracht

Diese Woche:

Donnerstag (40 Min.)

Lektion 5

Grammatik: unbestimmte Artikel im Akkusativ

Freitag (80 Min.)

Beginopdracht

Lektion 5

Grammatik: het werkwoord möchten

Montag (40 Min.)

Diktat

Lektion 5

Grammatik: unbestimmte Artikel im Nominativ

Vertaal:

Versie A	Versie B
de kapitein	de prinses
de schaar	de balpen
nodig hebben	kopen
dus	nog
de puntenslijper	het schrift

Diktat

1. een = ein / eine

2. het schip = das Schiff 

3. de vrouw = die Frau

4. normaal = normal

5. het schrift = das Heft

6. de schaar = die Schere

Lektion 5

KB S. 35 (3-5)

AB S. 41-42 (1-3)

Grammatik: unbestimmte Artikel

bestimmter Artikel = bepaald lidwoord (de, het)

unbestimmter Artikel = onbepaald lidwoord (een)

Voor de eerste naamval:

	mnl.	vrl.	onz.
bepaald	der	di e	das
onbepaald	ein	ein e	ein

De eerste naamval

In het Duits heet dat de Nominativ.

Om een naamval te bepalen, ga je een zin ontleden. Zinsdelen hebben dan verschillende functies.

De functies van de eerste naamval: 

1) onderwerp (wie / wat + persoonsvorm?)

2) naamwoordelijk deel van het gezegde 

De vierde naamval

In het Duits heet dat de Akkusativ.

"De zus koopt bloemen"

"De man vertelt een verhaal"

De functie van de vierde naamval: 

1) lijdend voorwerp (wie / wat + pv + ow?)

Grammatik: unbestimmte Artikel

bestimmter Artikel = bepaald lidwoord (de, het)

bestimmter Artikel = onbepaald lidwoord (een)

Voor de vierde naamval:

Der Mann kauft einen Hund (m).

Ein Mann sieht einen Jungen (m).

	mnl.	vrl.	onz.
bepaald
onbepaald

Diktat

1. der Bleistift 

2. das Lineal

3. brauchen

4. kaufen

5. also

SO's de komende periode

Week 50: SO over LWS Lektion 4 + 5 (AB S. 40 & 47)

Week 51: LOGO Tivi Kijk-/luistertoets

Beide toetsen gaan in het Taaldossier (P01)

Lektion 5

KB S. 36 (6-8)

AB S. 43-44 (4-7)

Grammatik: Artikel im 1. und 4. Fall

		mnl.	vrl.	onz.
1	bepaald
1	onbepaald
4	bepaald
4	onbepaald

An die Arbeit

In ieder geval huiswerk:

AB Aufgabe 1-4 (S. 41-43)

Daarna verder met:

AB Aufgabe 5-10 (S. 43-45)

Lektion 5

KB S. 37 (9-13)

AB S. 43-46 (8-12)

Het werkwoord möchten

- De betekenis is 

"zou graag willen"

- Stam op t --> 

tussen-e bij du & ihr

An die Arbeit: 
AB Aufgabe 8-12 (S. 44-46)

ich	möchte
du	möchtest
er/sie/es	möchte
wir	möchten
ihr	möchtet
sie/Sie	möchten

An die Arbeit

An die Arbeit: 

AB Aufgabe 8-12 (S. 44-46)

Op tijd klaar? Kijk alvast naar de woordjes van S. 54 en probeer ze te vertalen. Lukt het niet, leer dan gewoon de woordjes van S. 40 & 47. 

Hausaufgaben für Freitag

- Maken:

- Leren: 

Hausaufgaben für Montag

- Maken: 

- Leren: