Fictie th herhaling

Welkom!

Fijn dat je er bent,

ga lekker zitten.

Pak je spullen!

1. lesboek
2. schrift
3. pen
4. leesboek

Open je leesboek, 

we starten met lezen.

Deze les

We maken opdracht 5: die gaat over het toepassen van woordraadstrategieën.

Herhaling van de fictie-begrippen voor de toets morgen.

Aan de slag!

Je weet nu hoe je de betekenis van moeilijke woorden kunt achterhalen. We maken gezamenlijk opdracht 5. 

Hoe werkt dat? Je leest eerst de vragen door.

Daarna open je je schrift en pak een pen. 

We bekijken het fragment twee keer, je kunt de vragen beantwoorden terwijl je kijkt. 

5.1 t/m 5.6 gemaakt? Dan maak je 5.7 zelfstandig! 

Je weet al..

Fictie = verzonnen verhalen

Non-fictie = waargebeurde verhalen

Hoofdpersonen = de belangrijkste persoon of personen uit een verhaal

Hoofdpersoon

• Van deze persoon kom je veel te weten,
  je leert hem/ haar heel goed kennen in het verhaal.
• Het grootste deel van het verhaal beleef je vanuit deze persoon.
• De hoofdpersoon heeft in het verhaal een duidelijk probleem of opdracht die opgelost moet worden.

Bijfiguren

• Bijfiguren zijn minder belangrijk dan de hoofdpersoon.
• Over bijfiguren kom je minder te weten.
• Bijfiguren leer je minder goed kennen dan een hoofpersoon.

Je weet al.. 

Genre = verhaalsoort

Er zijn verschillende genres. Je weet bij welk genre een boek hoort door te kijken naar het belangrijkste onderwerp van het boek

Genres

Denk aan: 

• avonturenverhaal 
• oorlogsverhaal 
• liefdesverhaal 
• probleemverhaal 
• grappig verhaal
• historisch verhaal 
• sprookje

Enne..

• Wat is het verschil tussen realistische fictie en non-fictie?
  
  
• Wat zijn bekende hoofdpersonen?

Blooket

Tijd om te oefenen! 

Fictie th herhaling