Werkwoordspelling_trede31

Lesdoel
Je leert werkwoorden correct spellen
Je leert persoonsvormen in de tt en vt spellen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel
Je leert werkwoorden correct spellen
Je leert persoonsvormen in de tt en vt spellen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was niet goed gespeld?
Geef ook aan waarom niet.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Wat was niet goed gespeld?
Geef ook aan waarom niet.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)
Wat was niet goed gespeld?
Geef ook aan waarom niet.

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (branden) zijn hand.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je het werkwoord tussen de haakjes?
Hij stak gisteren zijn (verbranden) hand opnieuw in de oven.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (branden) gisteren zijn hand.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Ik (meten) vorige week de lengte van de woonkamer.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je het woord tussen de haakjes?

De (bezetten) vijand gaf zich snel over.

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je het woord tussen de haakjes?

Hij gaat elke dag (lopen) naar school.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

De (verhitten) man schreeuwde steeds.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb haar (beschermen).

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe schrijf je het onvoltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).
A
betalend
B
betaald
C
betaalt
D
betald

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tegenwoordige tijd

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen ...

(houden) ... de buurvrouw van detectives?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen ...

(houden) ... je broer van detectives?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen ...

Ik ... (vinden) het fijn dat jullie aantekeningen maken

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn wang (bloeden) ... altijd als hij zich (snijden) ... tijdens het scheren.
A
bloed, snijd
B
bloedt, snijdt
C
bloed, snijdt
D
bloedt, snijd

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonsvorm verleden tijd
1. sterk werkwoord: verandert van klank
ik loop --> ik liep

2. zwak werkwoord: ik-vorm +te(n) of +de(n)
verhuis --> verhuisde(n) / antwoord --> antwoordde(n)
hoop --> hoopte(n) / verwacht --> verwachtte(n)

* d of t? 't ex-kofschip

* met of zonder -n? kijk naar het onderwerp!
alleen meervoud krijgt een -n 

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

't ex-kofschip
1. hele werkwoord -en 

2. kijk naar de laatste letter

3. zit die letter in 't ex-kofschip?
ja = t fietsen -> fiets -> fietste
nee = d bellen -> bell -> belde

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen ...

De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen ...

Na de toets ... (duimen) ik voor een voldoende.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Sandra ... (krassen) haar naam in het tafelblad.
A
kraste
B
krasste
C
krasde
D
krassde

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij hebben vanmorgen een potje ...
A
gevoetbald
B
gevoetbalt

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De jongens zijn vorige week ... (verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuizd
D
verhuizt

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen ...

Ik heb zijn verhaal nooit ... (geloven)

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

GELEERD?

- je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling
spelling: werkwoordspelling

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions