Bouwsteen 6

Nederlands 
Bouwstenen - 2F 
06  Feit en mening
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 
Bouwstenen - 2F 
06  Feit en mening

Slide 1 - Diapositive

Terugblik: welke 4 tekstsoorten heb je geleerd?

Slide 2 - Question ouverte

Terugblik: uit welke 3 onderdelen is een goede tekst opgebouwd?

Slide 3 - Question ouverte

Terugblik: wat zijn signaalwoorden?

Slide 4 - Question ouverte

Doel vandaag
-Je kunt feiten en meningen in een tekst van elkaar onderscheiden.
-Je kunt argumenten in een tekst herkennen.
-Je kunt figuurlijk taalgebruik interpreteren.
-Je kunt je mening geven en onderbouwen met argumenten.
-Je kunt figuurlijk taalgebruik toepassen.

Slide 5 - Diapositive

Een feit is een bewering die je kunt controleren. Je kunt dus opzoeken of het echt waar is. Een feit kan waar of onwaar zijn.
Wat is een feit?

Slide 6 - Carte mentale

Een mening is wat iemand ergens van vindt. Een mening kun je niet controleren. Je kunt het ermee eens zijn, maar het is niet een vaste waarheid zoals een feit.
Wat is een mening?

Slide 7 - Carte mentale

Feit
Mening
De les duurt tot 15.00
Het is hier warm
Het is hier 21 graden
Roken is schadelijk
Je ziet er mooi uit

Slide 8 - Question de remorquage

Is de stelling waar?
Een feit kun je controleren.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Ik weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Benjamin liep als een kip
zonder kop door het lokaal.
Dit is ........
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 11 - Quiz

Waar wordt geen gebruik gemaakt van figuurlijk taalgebruik?
A
Hij kookt van woede.
B
Hij is héél boos.
C
Het stoom komt uit zijn oren.
D
Hij springt uit zijn vel.

Slide 12 - Quiz

Je moet goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quiz

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quiz