M2 P3les 1

M2 P3les 1
- Planning periode 3
13-4 SO1
20-4 SO2
11-5 SO3
T2A 15-5 SO4
M2C 25-5 SO4
1-6 SO5
5-6 Luistertoets
8-6 oefentoets

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

M2 P3les 1
- Planning periode 3
13-4 SO1
20-4 SO2
11-5 SO3
T2A 15-5 SO4
M2C 25-5 SO4
1-6 SO5
5-6 Luistertoets
8-6 oefentoets

Slide 1 - Diapositive

zijn (ser - estar - hay)

Slide 2 - Diapositive

zijn (ser - estar - hay) de regel
Er is/ er zijn            > hay (vaste vorm)
Zich bevinden      > estar (rijtje leren)
Andere gevallen  > ser (rijtje leren)

Voorbeelden van ser : eigenschappen, kleuren, beroepen, komen uit (ser de), karakter


Slide 3 - Diapositive

zijn (ser - estar - hay) de regel
Hay once jugadores en el campo de fútbol.
Cody Gakpo está fuera de juego.
Andries Noppert es el portero.

Hay ofertas.
Zara está en Wagenstraat.
Zara es una marca española.


Slide 4 - Diapositive

Ser = zijn (ser de = komen uit)
yo
soy
eres
él, ella, usted
es
nosotros
somos
vosotros
sois
ellos, ellas, ustedes
son

Slide 5 - Diapositive

Ser
Ser = zijn

Slide 6 - Diapositive

Estar
                  Estar = zijn/zich bevinden



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 7 - Diapositive

ESTAR

Slide 8 - Diapositive

Ik ben op school.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 9 - Quiz

Ik ben student.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 10 - Quiz

Is er een hotel in de buurt?
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 11 - Quiz

Er zijn drie hotels in de straat
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 12 - Quiz

Hotel Isabel ligt in de Marialaan.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 13 - Quiz

Hotel Isabel is groot.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 14 - Quiz

Hotel Isabel ligt aan zee.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 15 - Quiz

Er zijn 104 kamers in Hotel Isabel.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 16 - Quiz

Barcelona is in Spanje.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 17 - Quiz

Barcelona is niet de hoofdstad van Spanje.
A
ser
B
estar
C
hay

Slide 18 - Quiz

1. Nakijken pag 53-55
2. Luisteropdracht 3.17 pag 58

Slide 19 - Diapositive

La tarea 
Wat?
Maak opdracht 3.18 (woordvolgorde)
3.20 (hay of estar); 3.15
Hoe?
In tweetallen
Tijd?
5 minuten
Hulp?
Bekijk de zinnen die je vertaald hebt op pag 51-53
Klaar?
Maak 3.16, maar maak 3 fouten
en maak 3.19

Slide 20 - Diapositive

Checklist: zinnen maken
- Zit er een vervoegd werkwoord in de zin?
- Staan alle werkwoorden bij elkaar?
- Als de zin ontkennend is, staat de "no" voor de persoonsvorm?
- Staat de plaats óf helemaal vooraan óf helemaal achteraan
- Lidwoord - zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord :
  staan ze allemaal in hetzelfde geslacht en aantal? (el chicas guapa)
- denk aan vaste combinaties als "ir a" en "tener que"
- meewerkend voorwerp + lijdend voorwerp + werkwoord
- Bij vragen: staat er een vraagteken achter én voor de zin?
  En staat er een streepje op het vraagwoord? (qué, cuál, cuándo, etc)



Slide 21 - Diapositive

Checklist: zinnen maken
Vamos a la playa en Kijkduin.
Pasamos las vacaciones en Holanda.
Mañana quiero viajar a España. 
Las chicas inteligentes van a visitar el bar moderno.
Los chicos guapos quieren salir a la discoteca grande.
Se lo voy a explicar.
Tiene que dejar las llaves en la recepción mañana.

Slide 22 - Diapositive

We zijn in Barcelona ->
A
Estamos en Barcelona
B
Somos en Barcelona

Slide 23 - Quiz

Hij is Duits ->
A
(Él) Está alemán
B
(Él) Es alemán

Slide 24 - Quiz

Zij zijn ziek ->
A
Ellos están enfermos
B
Ellos son enfermos

Slide 25 - Quiz

Carmen is zwanger ->
A
Carmen está embarazada
B
Carmen es embarazada

Slide 26 - Quiz

Carla is tandarts->
A
Carla está dentista
B
Carla es dentista

Slide 27 - Quiz

Nosotros ___________estudiantes de ROC Mondriaan
A
son
B
es
C
somos
D
sois

Slide 28 - Quiz

Madrid _________la capital de España
A
soy
B
eres
C
son
D
es

Slide 29 - Quiz