decimale getallen

Kommagetallen of decimale getallen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kommagetallen of decimale getallen

Slide 1 - Diapositive

lesdoel

Ik weet waar kommagetallen gebruikt worden.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

lesdoel

Ik ken de waarde van een cijfer in een kommagetal.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Weet jij een ander woord voor de getallen achter de komma?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

120,015

de 5 is een
A
eenheid
B
tiende
C
honderdste
D
duizendste

Slide 8 - Quiz

tip
Weet jij niet wat het getal waard is zet het in een schema.

Slide 9 - Diapositive

   Hoe schrijf je het kommagetal?

 Schrijf het in de volgende slide.

Slide 10 - Diapositive

Schrijf het kommagetal van de vorige slide.

Slide 11 - Question ouverte

Hoe schrijf je het getal:
1 komma 5 tiende.

Slide 12 - Question ouverte

Hoe schrijf je het getal:
2 komma 5 honderste

Slide 13 - Question ouverte

welk getal is
33 komma 2 tienden en 5 honderste
A
3,250
B
332,500
C
33,25
D
3,025

Slide 14 - Quiz

lesdoel

Ik kan kommagetallen omzetten naar breuken en percentages en omgekeerd.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

1/4 de is gelijk aan
A
25%
B
4%
C
40%
D
20%

Slide 19 - Quiz

0.17 is gelijk aan
A
1.7%
B
17%
C
170%
D
0.17%

Slide 20 - Quiz

54/100 is gelijk aan
A
0.054
B
5,4%
C
0.54
D
5.4

Slide 21 - Quiz

Volgende week

Slide 22 - Diapositive

lesdoel
Ik kan kommagetallen optellen en aftrekken.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Wat is de som van 4.8 en 3.15
A
7,95
B
5.8
C
7.23
D
7.9

Slide 25 - Quiz

Wat is de som van 5.9 en 6.2?
A
11.1
B
10.1
C
13.1
D
12.1

Slide 26 - Quiz

12,8 - 3.4 =
A
10.4
B
10.2
C
9.4
D
9.2

Slide 27 - Quiz

16.5 - 8.6 =
A
8.9
B
7.9
C
25.1
D
8.1

Slide 28 - Quiz

Geef het bedrag in euro:
A
€2 en 50 cent
B
2.5€
C
2€ en 50 cent
D
€2,5

Slide 29 - Quiz

Hoeveel
euro is dit?
A
€17,13
B
€17.23
C
€27.23
D
€17.53

Slide 30 - Quiz

lesdoel
Ik kan kommagetallen omzetten naar Euro en omgekeerd.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Lien