HS 1.4 warmte en soortelijke warmte

H 1.4 warmte en soortelijke warmte
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H 1.4 warmte en soortelijke warmte

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je weet na afloop van deze les wat bedoelt wordt in de natuurkunde met warmte en soortelijke warmte. 
  • Je kunt rekenen met de formule voor soortelijke warmte.
  • Je kunt rekenen met de formule voor vermogen.

Slide 3 - Diapositive

Iets verwarmen is
afhankelijk van ?

Slide 4 - Carte mentale

Warmte

Warmte is energie die van een hoge naar een lage temperatuur stroomt.

De hoeveelheid energie (warmte) die je nodig hebt om een stof te verwarmen is afhankelijk van drie factoren:

  1. De temperatuursverandering
  2. De hoeveelheid stof
  3. De soort stof (soortelijke warmte)


Slide 5 - Diapositive

3. Soortelijke warmte

Soortelijke warmte: de warmte die nodig is om 1 gram stof 1 graad warmer te maken.


Bij water heb je heel veel (soortelijke) warmte nodig om temperatuur te laten stijgen

Slide 6 - Diapositive

Rekenen met (soortelijke) warmte

Formule :Q = c x m x ΔT
Q = warmte in Joule (J)
c = soortelijke warmte (J/g.oC)
m = massa in gram (g)
ΔT= temperatuurstijging: = Teind - Tbegin (oC)

Slide 7 - Diapositive

C = SOORTELIJKE WARMTE

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel energie heb je nodig om 20 g water te laten koken wat een begintemperatuur heeft van 23 graden Celsius en een soortelijke warmte van 4,2 J/(g.oC)

Slide 9 - Question ouverte

VWO: warmtecapaciteit
De warmte capaciteit C (let op een hoofdletter C !) is de hoeveelheid warmte/energie die nodig is om een voorwerp (welke vaak is opgebouwd uit verschillende materialen)
1 graad in temperatuur te laten stijgen.




Q = warmte in Joule (J)
C = warmtecapaciteit (J/oC)
ΔT= temperatuurstijging: = Teind - Tbegin (oC)


Q=CΔT

Slide 10 - Diapositive

Vermogen
Het vermogen geeft aan hoeveel energie er per seconde wordt omgezet.
Het vermogen bereken je zo:
P = E/t
E = energieverbruik in Joule (J)
P = vermogen in Watt (W)
t = tijd in seconden (s)

Slide 11 - Diapositive

Elektrische apparaten Vermogen
1
2

Slide 12 - Diapositive

Een waterkoker heeft een vermogen van 1,5 kW. Bereken hoeveel warmte deze afgeeft als hij 2,0 minuten aanstaat.

Slide 13 - Question ouverte

Huiswerk
Leren en maken H 1.4

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo