Optellen en Aftrekken

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 4,5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis voor Optellen en Aftrekken:
1. Getallen herkennen tot minimaal 1000.
2. Weten wat een plus (+) en een min (-) teken betekenen.
3. Sommen begrijpen zoals: 5 + 3 = 8 en 9 - 4 = 5.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Leerdoelen
Aan het einde van de les...
Ik kan sommen maken met optellen.
Ik kan sommen maken met aftrekken.
Ik kan optellen en aftrekken gebruiken in het dagelijks leven.

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Optellen 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

245 + 372 =

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

275 + 318 =

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

564 + 789 =

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

642 + 358 =

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

625 + 439 =

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

479 + 721 =

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aftrekken

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

754 - 432 =

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

921 - 567 =

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

635 - 218 =

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

700 - 345 =

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

842 - 659 =

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

650 - 425 =

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sam heeft €75 en koopt schoenen voor €49. Hoeveel geld heeft hij nog over?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn 124 stoelen in een zaal. De organisatie plaatst er nog 56 bij. Hoeveel stoelen zijn er nu?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een winkel had 250 appels. Ze verkochten er 187. Hoeveel appels zijn er nog?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Emma heeft €23 en krijgt €15 van haar opa. Hoeveel geld heeft ze nu in totaal?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In een dierentuin zijn 320 bezoekers in de ochtend en 290 in de middag. Hoeveel bezoekers zijn er in totaal?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op de school van Lizzy zijn 12 meesters en juffen. Er zijn 4 meesters. Hoeveel juffen zijn er?
A
6
B
8
C
9
D
10

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bibi heeft 9 euro. Ze koopt een bakje kersen voor 2 euro en een kilo peren voor 3 euro. Hoeveel euro heeft ze nog over?
A
6
B
4
C
3
D
1

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

's Morgens kijkt Lynn op de thermometer. Het is 7 graden. Die middag is het 7 graden warmer. Hoeveel graden is het dan?
A
7
B
10
C
12
D
14

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de klas van Hannah zitten 16 kinderen. 6 jongens en ... meisjes.
A
12
B
10
C
8
D
7

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Romy koopt een shirt van 20 euro en een paar sokken van 3 euro. Hoeveel moet ze betalen?
A
26
B
24
C
23
D
21

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Femke heeft 22 stiften. 2 volle doosjes van 10 en dan nog ... losse stiften.
A
12
B
8
C
6
D
2

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Was de les duidelijk?
Heb je alles begrepen?
0100

Slide 36 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions