2.1

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Wat gaan we vandaag doen?

Opstarten	05 min
Planning tot aan TW	05 min
Introductie H2 Stoffen	10 min
Uitleg paragraaf 2.1 deel 1	10 min
Maken opdrachten 2.1	10 min
Uitleg paragraaf 2.1 deel 2	10 min
Practicum	15 min
Lesafsluiting	05 min

Lesplanning 3NSK11:

• Woensdag 22 nov:     Paragraaf 2.1
  
• Maandag 27 nov:        Paragraaf 2.2 deel 1 
• Woensdag 29 nov:     Paragraaf 2.2 deel 2
• Maandag 4 dec:          Paragraaf 2.3 deel 1 
• Woensdag 6 dec:        Paragraaf 2.3 deel 2
• Maandag 11 dec:         Paragraaf 2.4 (Par 2.5 = zelfstudie)
• Woensdag 13 dec:      Herhalingsles H2
• Maandag 18 dec:        SO H2 Stoffen en Materialen Paragraaf 1 t/m 5
• Woensdag 20 dec:     Vervalt

Blader door hoofdstuk 2
Waar gaat het over denk je?

Welke onderwerpen lijken je makkelijk?

Welke onderwerpen lijken je moeilijk?

Blader door de binas. Welke tabellen gaan we gebruiken denk je?

H2: Stoffen en Materialen

Wat gaan we doen:

Paragraaf 2.1

Lesdoelen:

Aan het eind van de les weet je:

• Hoe je veilig met stoffen werkt
• Wat de onderdompelmethode is
• Hoe je de onderdompelmethode toepast

Pak paragraaf 2.1 erbij (blz. 86)

Persoonlijke veiligheid

Veiligheidspictogram

Een plaatje dat aangeeft wat het gevaar is van een stof.

zoek deze symbolen op in de BINAS

?

Welke veiligheidmaatregelen moet je nemen?

Aan de slag

• Wat? Maak 2.1 opdracht 1 t/m 8
• Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
• Hulp? Lees paragraaf 2.1 nogmaals door
• Tijd? 10 min
• Resultaat? Klassikaal nakijken
• Klaar? Lees de rest van 2.1 en maak 9 t/m 14 

Massa

• Een stof weegt iets.
• We noemen dit de massa van een stof.

Symbool = m

Eenheid = kg

Stoffen hebben een massa.

1 ton = 1000 kg

1 kg = 1000 g

1 g = 1000 mg

Volume

• Een stof neemt ruimte in.

• We noemen dit het Volume.

Symbool = V

Eenheid = m3

Stoffen nemen ruimte in: Volume

Volume

In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.

Volume = lengte x breedte x hoogte

10 cm = 0,1 m

3 cm = 0,03 m

4 cm = 0,04 m

V = 0,1 x 0,03 x 0,04 = 0,00012 m3

V=?

Onderdompel methode

• Vul een maatcilinder met water.
  
• Lees de maatcilinder af 
  
• Doe het voorwerp in de vloeistof (moet helemaal onder water zitten)
• Lees de maatcilinder weer af
• Bepaal het verschil tussen de twee waarnemingen
• Het antwoord is het volume van het voorwerp.

65 cm3

1

85 cm3

2

Volume = 85 - 65  = 20 cm3

3

Zintuigen

Practicum

1. Voer het practicum uit 
2. Iedereen vult het opdrachtenblad in

KLAAR?:

1. Ruim alles op

2. Maak 2.1 opdracht 1 t/m 8 + 9 t/m 13 + 19 + 20 + 22 t/m 25

Dat is huiswerk

Aan de slag

• Wat? Maak 2.1 opdracht 1 t/m 8 + 9 t/m 13 + 19 + 20 + 22 t/m 25
• Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
• Hulp? Lees paragraaf 2.1 nogmaals door
• Tijd? Tot het einde van de les
• Resultaat? Klassikaal nakijken
• Klaar? Maak de opdrachten van 2.1 die je nog niet af hebt