Herhalen ontleden, gez,pv,ow,lv, mw, bijv.bep

Zinsontleden tot BWB
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Zinsontleden tot BWB

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik wil...
Zelfstandig werken aan bijspijkeren/zelftoets.
Meedoen met de uitleg en oefenen.

Slide 2 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
- herhaling zinsontleding t/m bijw. bep.
- keuze

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling zinsdelen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
alle werkwoorden samen in een zin.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke volgorde kun je het beste een zin ontleden?
A
ow - pv - zinsdelen - wwg
B
pv - wwg - zinsdelen - ow
C
zinsdelen - ow - pv - wwg
D
pv - zinsdelen - wwg - ow

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + o?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
- Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de persoonsvorm altijd een werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem het onderwerp: De jongen heeft geen zin in school.
A
zin
B
de jongen
C
geen
D
heeft

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp uit deze zin:
Ik loop naar beneden.
A
ik
B
naar
C
loop
D
beneden

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In elke zin staat een lijdend voorwerp.

A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
- De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.

A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bijwoordelijke bepaling
  • Belangrijkste zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, hoeveel, hoe, waarom, waarheen, waardoor,

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Diapositive

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen die beginnen met:
A
wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarheen, waarom, waardoor, waarmee
B
wie, wat, welke

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wil je doen?
Ik wil verder oefenen met de LessonUp.
Ik wil aan de slag met bijspijkeren/zelftoets
Ik wil uitleg over een ander onderdeel.

Slide 27 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom wil mijn oma altijd [een zoen] hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

[Gisteren] werd de kampioen gehuldigd op het stadhuis.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Loop volgend jaar [de marathon van New York].
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een bijwoordelijke bepaling?

Slide 32 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Lever je aantekeningen over BWB in!

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions