tekstverbanden

Wat moet je weten voor de toets
3 manieren hoe je een inleiding schrijft
3 manieren hoe je slot schrijft

Hoofdgedachte 
kernzinnen
deelonderwerpen
signaalwoorden/tekst verbanden
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Wat moet je weten voor de toets
3 manieren hoe je een inleiding schrijft
3 manieren hoe je slot schrijft

Hoofdgedachte 
kernzinnen
deelonderwerpen
signaalwoorden/tekst verbanden

Slide 1 - Diapositive

Hoofdgedachte
Hoe formuleer je deze?

Je pakt je onderwerp en kijkt per alinea wat je deelonderwerpen zijn. 
Daar maak je 1 zin van, let op dit mag geen vraagzin zijn

Slide 2 - Diapositive

Kernzinnen
Belangrijkste zin in de alinea
vaak staan deze aan het begin van je alinea of aan het eind.
maar let op een enkele keer staan ze midden in de tekst

Slide 3 - Diapositive

alinea
In de alinea's vind je je deelonderwerpen.
Soms staat er boven een alinea een kopje/titel
alinea is opgebouwd met een kernzin, deze wordt aangevuld met een toelichting, voorbeeld, uitleg
hoofdzaak = kernzin
bijzaak = toelichting, voorbeeld of uitleg

Slide 4 - Diapositive

Functies van tekstgedeelten
Een alinea of een groepje alinea's hebben vaak een functie in de tekst.
Functies die je kunt hebben
Bewijs, constatering, gevolgen, nuancering, ontkenning, oorzaak, opsomming, theorie, toelichting

Slide 5 - Diapositive

Verbindingswoorden
Verbindingswoorden geven aan wat voor een verbanden er binnen een zin, tussen zinnen en tussen alinea’s zijn. 

Zij geven aan wat de structuur van een tekst is.

 

In onderstaand schema vind je tien veel voorkomende verbanden met voorbeelden van verbindingswoorden.
 




Slide 6 - Diapositive

 voorbeelden van verbindingswoorden.
Verbanden
tijd, opsomming, tegenstelling, vergelijking, oorzaak - gevolg
doel – middel voorbeeld/toelichting reden/verklaring/argument
voorwaarde samenvatting/conclusie





Slide 7 - Diapositive

Verbindingswoorden/signaalwoorden
 Tijd:  voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger 
Opsomming: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
tegenstelling: maar, echter, hoewel, toch, daarentegen
oorzaak - gevolg: zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)
doel: door, doordat, waardoor, te danken aan
middel: om te, daarmee, waarmee, door middel van
voorbeeld/ toelichting: een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie
reden/verklaring/argument: want, omdat, daarom, vanwege, immers, als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat
samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Als verbindingswoorden komen voor: voegwoorden, bijwoorden en bepaalde vaste verbindingen en formuleringen (Voorbeelden: in elk geval, met andere woorden, wat dit betreft).



Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

link oefeningen
https://www.cambiumned.nl/theorie/stijl/verbanden/

https://www.cambiumned.nl/theorie/eindexamen/tekstrelaties/

https://www.cambiumned.nl/theorie/schrijven-en-spreken/lezen/tekstopbouw-2/

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive