GWP-wb 3.3 heren en boeren 5 tm 8

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

3.3. Machtige heren,
halfvrije boeren
opdracht 5 t/m 8

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)

In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Leerdoel

Aan het eind van deze les heb je herhaald wat een domein is en wat horigheid is.
Verder heb je opdracht 5 tot en met 8 van paragraaf 3.3 bestudeerd.

Weet je het nog?

Welke sociale groep staat waar?

1. boeren - rechts geestelijken - links edelen - midden
2. boeren - links geestelijken - midden edelen - rechts
3. boeren - midden geestelijken - links edelen - rechts
4. boeren - rechts geestelijken - midden edelen - links

Bekijk het plaatje goed!
Waaraan zie je dat dit edelen zijn?

Bekijk het plaatje goed!
Waaraan zie je dat dit geestelijken zijn?

Bekijk het plaatje goed!
Waaraan zie je dat dit boeren zijn?

3 sociale groepen;
2 van die 3 groepen vormden een aparte stand. Welke 2?

1. de boeren en de edelen
2. de geestelijken en de boeren
3. de edelen en de geestelijken

Standen hebben privileges.
Privileges zijn voorrechten.
Wat was een privilege?

1. een heel groot huis hebben
2. geen belasting betalen
3. veel vee hebben
4. de baas zijn

De rechten van de heer waren meestal plichten voor de horige. Leg dit uit aan de hand van molenrecht.

Lees de zin goed !!

In het boek staat de volgende zin:

• Door de heerlijke rechten werden edelen en geestelijken steeds machtiger  en rijker, terwijl boeren machteloos en arm bleven.

De heerlijke rechten zorgden voor verandering én voor continuïteit in de samenleving. CONTINUÏTEIT =

1. edelen en geestelijken werden machtiger en rijker
2. boeren bleven machteloos en arm

De heerlijke rechten zorgden voor verandering én voor continuïteit in de samenleving. VERANDERING =

1. edelen en geestelijken werden machtiger en rijker
2. boeren bleven machteloos en arm

Toen en nu
(vergelijking in de tijd)

Een slaaf is het _______ van iemand anders en heeft _______ rechten.

Een horige heeft een beperkte _______ en heeft veel _______.

vrijheid

eigendom

geen

plichten

In Nederland hebben wij grote vrijheid.
Wat betekent dat voor jou?

Waarom is ook in Nederland onze vrijheid (voor een stukje) beperkt ?

Lees bron 9 goed !!

Bron 9 vertelt dat de geestelijkheid en de adel niet tot het volk werden gerekend.

1. juist
2. onjuist

Bron 9 vertelt welke 3 heerlijke rechten de adel had.

1. juist
2. onjuist

Bron 9 vertelt dat de mensen geloofden dat God de taken van de 3 sociale groepen bepaalde.

1. juist
2. onjuist

Bron 9 vertelt dat de mensen geloofden dat God zorgde voor privileges van edelen.

1. juist
2. onjuist

Bekijk het
plaatje
goed !!

Let op
de mensen !!

Wie is boer,
wie is monnik?

Wie zijn de monniken ?
Wie zijn de boeren ?

1. A = monniken B = boeren
2. A = boeren B = monniken

Wie is de monnik ?
Wie is de boer ?

1. C = monnik D = boer
2. C = boer D = monnik

Wie is de monnik ?
Wie is de boer ?

1. E = monnik F = boer
2. E = boer F = monnik

Uit dit plaatje kan je 2 dingen afleiden.

1. 1 - de B doen het werk 2 - de M zijn de baas
2. 1 - de M doen het werk 2 - de B zijn de baas
3. 1 - B & M werken samen 2 - niemand is de baas
4. 1 - B & M werken samen 2 - de M zijn de baas

Noem 3 dingen die je hebt geleerd?

Wat vond je van deze les ?

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk

In je digitale methode wis  ik alle antwoorden van opdracht 5 tot en met 7 als je ze fout hebt.
Je moet de gele opdrachten dan opnieuw maken.