Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Programma
1. Terugblik
2. Herhaling
3. Lesdoel
4. Instructie
5. Oefenen
6. Zelfstandige verwerking
7. Evaluatie
Slide 2 - Diapositive
Terugblik
'Much', 'many' & 'a lot of' betekenen allemaal 'veel'.
Enkelvoud / ontelbaar
Meervoud / telbaar
Bevestigende zinnen
(+)
We have a lot of money.
They have a lot of friends.
Ontkennende zinnen (-)
We don't have much money.
They don't have many friends.
Vragende zinnen
(?)
Do we have much money?
Do they have many friends?
Slide 3 - Diapositive
Herhaling
I have ..... of friends. (+)
She has not got ...... friends. (-)
Do we have ..... homework? (?)
The school has ...... of pupils. (+)
Our village has not got ...... snow. (-)
Does the cat have ...... kittens? (?)
(vul in: a lot of, much of many)
Slide 4 - Diapositive
Today's goal:
Aan het eind van deze les kan je de juiste hoeveelheden aangeven in een zin d.m.v. woorden als een beetje (a little), een paar (a few) en weinig (little/few).
Slide 5 - Diapositive
Vuistregels
Als je een woord kunt tellen, gebruik je few!
Als je een woord niet kunt tellen, gebruik je little!
Je gebruikt a few / a little als het positief is wat je zegt (betekenis = een paar, een beetje)
Je gebruikt few / little als het negatief is wat je zegt (betekenis = weinig, bijna geen)
Slide 6 - Diapositive
Je gebruikt a few als het positief is wat je zegt (betekenis = een paar, een beetje) en je gebruikt few als het negatief is wat je zegt (betekenis = weinig, bijna geen).
- Don't worry guys. I have a few dollars in my pocket.
--> Positieve zin: Geen zorgen jongens. Ik heb een paar dollars in mijn zak.
- Oh no! I only have few dollars in my pocket!
--> Negatieve zin: Oh nee! Ik heb bijna geen dollars in mijn zak!
Slide 7 - Diapositive
Je gebruikt a little als het positief is wat je zegt (betekenis = een paar, een beetje) en je gebruikt little als het negatief is wat je zegt (betekenis = weinig, bijnageen).
- Yeah! I found a little gold in the river!
--> Positieve zin: Yes! Ik heb een beetje goud gevonden in de rivier!
- Too bad. I found little gold in that lake.
--> Negatieve zin: Balen. Ik heb bijna geen goud gevonden in dat meer.
Slide 8 - Diapositive
A LITTLE = een beetje (positief) (niet telbaar)
A FEW = een paar (positief) (telbaar)
I need a little more time.
Ik heb een beetje meer tijd nodig.
Jack eats a few fries.
Jack eet een paar frietjes.
LITTLE = weinig (negatief) (niet telbaar)
FEW = weinig (negatief)
(telbaar)
My teacher has littlepatience.
Mijn lerares heeft weinig geduld.
We bought fewbooks yesterday.
Wij kochten weinig boeken gisteren.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few
Slide 11 - Quiz
Bill didn't kill ___ (een paar) people, he was innocent.
A
little
B
few
C
a little
D
a few
Slide 12 - Quiz
The girl has ___ (weinig) sunshine in her life.
A
little
B
few
C
a little
D
a few
Slide 13 - Quiz
He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few
Slide 14 - Quiz
Zelfstandige verwerking
1. Verwerken van de opdrachten op het werkblad.
2. Wanneer je klaar bent, ga je verder met het oefenexamen.
3. Controleren van de gemaakte opdrachten.
Slide 15 - Diapositive
Evaluatie
1. Op welk niveau heb ik deze les gewerkt?
2. Heb ik de lesdoelen behaald?
3. Wat doen wij de volgende keer?
( Trappen van vergelijking, good - better - best )