Lesvb. v5 30-01-2025

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5,6

Jeudi, le 30 janvier 2025

K: Bespreken  Exercices 9, 10ac,11, 14

K:  Bespreken boekje La production orale

Z: Au travail

A leren vocabulaire A & B

B maken ex. 9,10ac,11,14 (voor ma)

C beantwoord de eerste 20 vragen van het boekje la production orale

Exercice 5

Exercice 8

Est-ce que tu as un petit boulot?

Tu es content(e) de ton salaire?

Tu gagnes combien d'euros par mois?

Tu fais des économies?

Planning toetsen

20-02 Formatieve Check  Vocabulaire A,B,C & Grammaire A,B,C

26-02 & 27-02 Formatieve Check Mo 

10, 11, 13-03 Summatieve Check Mo       

Chapitre 4      La voix passive  

Zinnen kunnen in de bedrijvende (actieve) vorm staan, of in de lijdende (passieve) vorm. De lijdende vorm wordt vaak in teksten gebruikt.

De lijdende vorm in het Frans wordt gemaakt met:

 het hulpwerkwoord être + voltooid deelwoord (+par)

Je vertaalt het werkwoord être hier met worden.

Een actieve zin omzetten in een passieve zin.

 Volg de onderstaande stappen: 

1 Lijdend voorwerp wordt onderwerp

2 Bepaal de tijd van de actieve zin en zet être in dezelfde tijd in de passieve zin

4 Zet het hoofdwerkwoord uit de actieve zin om in een voltooid deelwoord in de passieve zin.

5 Onderwerp uit actieve zin komt achter par

Les verbes irréguliers

Présent: leer alle vormen uit je hoofd

Passé composé:  leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
Imparfait: leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
Futur simple: leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
Conditionnel: leer de je-vorm en je alle vormen maken 

Le verbe valoir (waard zijn)

Présent: il vaut

Passé composé: il a valu

Imparfait: il valait 
futur simple: il vaudra
conditionnel: il vaudrait 

Vervoeg:
valoir - présent - il ...

Vervoeg:
valoir - conditionnel - il

Vervoeg:
valoir - futur simple - il ...

Le verbe craindre (vrezen)

Présent: je crains, tu crains, il/elle/on craint, nous craignons, vous craignez, ils craignent

Passé composé: j'ai craint
Imparfait: je craignais ( nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je craindrai  (craindr + ai,as,a,ons,ez,ont)
conditionnel: je craindrais (craindr + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Vervoeg:
craindre - présent - nous

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu

Le verbe résoudre (oplossen)

Présent: je résous, tu résous, il résout, nous résolvons, vous résolvez, ils résolvent 

Passé composé: j'ai résolu

Imparfait: je résolvais  (nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je résoudrai (résoudr + ai,as,a,ons,ez,ont)
conditionnel: je résoudrais (résoudr + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Vervoeg:
résoudre - présent - il

Vervoeg:
résoudre - imparfait - nous

Vervoeg:
résoudre - passé composé - il

Vervoeg:
résoudre - futur simple - elles

Le verbe lire (lezen)

Présent: je lis, tu lis, il lit, nous lisons, vous lisez, ils lisent

Passé composé: j'ai lu
Imparfait: je lisais (nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je lirai (lir + ai,as,a,ons,ez,ont)
conditionnel: je lirais (lir + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Vervoeg:
lire - présent - je

Vervoeg:
lire - conditionnel - tu

Vervoeg:
lire - passé composé - vous