Spelling meervouden en tussenletters. 2
1 / 25
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is het meervoud van...
figuur
figuur
A
figuurs
B
figuren
C
figura
Slide 2 - Quiz
Wat is het meervoud van...
woonhuis
woonhuis
A
woonhuizen
B
woonhuisen
C
woonhuissen
Slide 3 - Quiz
Wat is het meervoud van...
sluis
sluis
A
sluisen
B
sluissen
C
sluizen
Slide 4 - Quiz
Wat is het meervoud van...
schroef
schroef
A
schroeven
B
schroefen
C
schroeffen
Slide 5 - Quiz
Wat is het meervoud van...
fotograaf
fotograaf
A
fotograven
B
fotograafen
C
fotografen
Slide 6 - Quiz
Wat is het meervoud van...
filosoof
filosoof
A
filosoven
B
filosooffen
C
filosofen
Slide 7 - Quiz
Wat is het meervoud van...
praalgraf
praalgraf
A
praalgrafen
B
praalgraven
C
praalgraffen
Slide 8 - Quiz
Wat is het meervoud van...
druif
druif
A
druifen
B
druiven
C
druiffen
Slide 9 - Quiz
Wat is het meervoud van...
buis
buis
A
buissen
B
buizen
C
buisen
Slide 10 - Quiz
Wat is het meervoud van...
porie
porie
A
porieën
B
poriën
C
porien
Slide 11 - Quiz
Wat is het meervoud van...
biografie
biografie
A
biografiën
B
biografien
C
biografieën
Slide 12 - Quiz
Wat is het meervoud van...
knie
knie
A
kniën
B
knies
C
knieën
Slide 13 - Quiz
Wat is het meervoud van...
genie
genie
A
geniën
B
genieën
C
genies
Slide 14 - Quiz
Wat is het meervoud van...
medicus
medicus
A
medicussen
B
medica
C
medici
Slide 15 - Quiz
Wat is het meervoud van...
introducé
introducé
A
introducés
B
introducé's
C
introducees
D
introducéen
Slide 16 - Quiz
Wat is het meervoud van...
ski
ski
A
skies
B
skis
C
ski's
Slide 17 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
etage + woning
etage + woning
A
etageswoning
B
etagewoning
Slide 18 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
bejaarde + flat
bejaarde + flat
A
bejaardenflat
B
bejaardeflat
Slide 19 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
stage + plek
stage + plek
A
stagenplek
B
stageplek
Slide 20 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
woord + boek
woord + boek
A
woordenboek
B
woordeboek
Slide 21 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
gerst + korrel
gerst + korrel
A
gerstkorrel
B
gerstenkorrel
C
gerstekorrel
Slide 22 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
kurk + trekker
kurk + trekker
A
kurketrekker
B
kurkstrekker
C
kurkentrekker
Slide 23 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
oorlog + slachtoffer
oorlog + slachtoffer
A
oorlogenslachtoffer
B
oorlogsslachtoffer
C
oorlogslachtoffer
Slide 24 - Quiz
Maak hiervan een samenstelling
blessure + behandeling
blessure + behandeling
A
blessuresbehandeling
B
blessurenbehandeling
C
blessurebehandeling
