Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Workshop B1
Persoonlijke en bezittelijke
voornaamwoorden
1 / 23
suivant
Slide 1:
Diapositive
NT2
MBO
Studiejaar 1
Cette leçon contient
23 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
75 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Workshop B1
Persoonlijke en bezittelijke
voornaamwoorden
Slide 1 - Diapositive
Doelen
Ik kan persoonlijke
en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.
Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in verschillende vormen herkennen en gebruiken.
Ik kan zinnen schrijven en spreken met de juiste persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 2 - Diapositive
Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden
verwijzen
naar mensen, dieren of dingen.
Persoonlijke voornaamwoorden geven aan wie iets doet, van wie iets is, aan we je iets geeft etc.
Persoonlijke voornaamwoorden hebben verschillende vormen:
Subjectvorm (onderwerp)
Objectvorm (lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp)
Slide 3 - Diapositive
Persoonlijke voornaamwoorden: enkelvoud
Ik
ga morgen naar de markt.
Zie je
mij
niet?
Geef de tas maar
aan mij.
Ze
weet niet of ze mee gaat.
Ik heb
haar
gistermiddag gesproken.
We gaan
met haar
naar de film.
Slide 4 - Diapositive
Persoonlijke voornaamwoorden: meervoud
We
gaan morgen naar de markt.
Zie je
ons
niet?
Geef de tassen maar
aan ons.
Ze
weten niet of ze mee gaan.
Ik heb
hen/ze
gistermiddag gesproken.
We gaan
met hen/ze
naar de film.
Slide 5 - Diapositive
Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan
van wie iets is
(bezit).
Slide 6 - Diapositive
Bezittelijke voornaamwoorden
Ik heb een blauwe auto.
Het is
mijn
auto.
De auto is
van mij
.
U
heeft twee huizen.
Het zijn
uw
huizen.
De huizen zijn
van u
.
Slide 7 - Diapositive
Bezittelijke voornaamwoorden: ons of onze
Je gebruikt
ons
als het woord een
het-woord
is:
Ik woon heel fijn in ons huis (het huis).
Je gebruikt
onze
als het woord een
de-woord
is:
Onze tafel staat voor het raam (de tafel).
Onze buren zijn heel aardig (de buren).
Let op: meervoud is altijd
de
onze
Slide 8 - Diapositive
Bezittelijke voornaamwoorden: hun en hen
Zij hebben drie katten.
Het zijn
hun
katten.
De katten zijn
van hen
.
Hun = bezittelijk voornaamwoord
Hen = persoonlijk voornaamwoord
Slide 9 - Diapositive
Oefening 1: Goed of fout?
Log in bij LessonUp.
Op de volgende sheets zie je een zin staan.
Kijk naar de persoonlijke voornaamwoorden in de zinnen.
Worden de persoonlijke voornaamwoorden goed of fout gebruikt?
timer
10:00
Slide 10 - Diapositive
1. Kun je jou antwoorden met mij bespreken?
A
goed
B
fout
Slide 11 - Quiz
2. Hebt uw u paspoort meegenomen?
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quiz
3. Ik heb ons honden eten gegeven.
A
goed
B
fout
Slide 13 - Quiz
4. Het is je eigen keuze.
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quiz
5. Hem auto stond naast de weg met pech.
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quiz
6. Het is nu onze beurt.
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quiz
Oefening 2: Kies het goede woord
Opdracht:
Schrijf het goede woord in je schrift.
Klaar?
Bespreek de opdracht met een medecursist.
Zij heeft veel hulp van
zij / haar
ouders gekregen.
Kan ik
u / uw
een drankje aanbieden?
Zal ik
jou / jouw
morgen even bellen, Frans?
Merel heeft
mij / mijn
uitgenodigd voor haar verjaardag.
Goedemorgen, wat kan ik voor
u / uw
doen?
Wij gaan volgende week naar
hem / zijn
feestje.
Volgens mij staat
jou / jouw
fiets niet op slot.
timer
5:00
Slide 17 - Diapositive
Antwoorden
Zij heeft veel hulp van
haar
ouders
gekregen.
Kan ik
u
een drankje aanbieden?
Zal ik
jou
morgen even bellen, Frans?
Merel heeft
mij
uitgenodigd voor haar verjaardag.
Goedemorgen, wat kan ik voor
u
doen?
Wij gaan volgende week naar
zijn
feestje
.
Volgens mij staat
jouw
fiets
niet op slot.
Slide 18 - Diapositive
Oefening 3: Spreken
Opdracht in tweetallen:
Maak de spreekopdrachten op papier.
timer
15:00
Slide 19 - Diapositive
Oefening 4:
Maak de volgende opdrachten op papier:
Me, mij of mijn?
Je, jou of jouw?
U of uw?
Ze, hun of hen?
timer
15:00
Slide 20 - Diapositive
Oefening 5: Schrijf nu zelf zinnen
Opdracht:
Schrijf nu zelf zinnen met de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Klaar?
Werk dan in je boek. Zoek de opdrachten over de voornaamwoorden.
jou
jouw
u
uw
hem
zijn
haar (persoonlijk)
haar (bezittelijk)
timer
15:00
Slide 21 - Diapositive
Oefening 6: Opdrachten in je boek
Klaar?
Werk dan in je boek.
Slide 22 - Diapositive
Ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden goed gebruiken
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 23 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Juin 2024
- Leçon avec
15 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Mars 2024
- Leçon avec
19 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
Taalverzorging 7.1 & 9.1 oefenen SO
Mars 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Ned
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
woordsoorten 2
Juin 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Basisschool
Groep 8
woordsoorten 2
Septembre 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Basisschool
Groep 8
1.3 Voornaamwoorden
Octobre 2021
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Persoonlijk en Bezittelijk voornaamwoord
Mars 2023
- Leçon avec
26 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
Grammatica Brugklas V5
Mars 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1