Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Formatieve toets
Hfst 10 Voortplanting
Slide 1 - Diapositive
Je gaat nu een oefentoets over voortplanting doen
maak alle vragen en neem het serieus
beantwoord elke vraag want je kan niet terug naar vorige vragen
je mag niet overleggen en geen hulpmiddelen gebruiken
Slide 2 - Diapositive
zijn primaire geslachtkenmerken bij de geboorte aanwezig?
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quiz
Penis en balzak
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken
Slide 4 - Quiz
Voorbeelden secundaire geslachtskenmerken?
A
Haargroei
B
Puber
C
Ziekten
D
Spierontwikkeling
Slide 5 - Quiz
Sleepvraag: sleep de woordjes naar primair of secundair
Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
vagina
schaamlippen
penis
balzak
groei lichaamshaar
borstgroei
groei spieren
productie geslachtscellen
snelle groei
Slide 6 - Question de remorquage
Wat doet de prostaat?
A
Bewaart zaadcellen
B
Voegt vocht toe aan de zaadcellen
C
Maakt zaadcellen
D
Maakt de penis stijf
Slide 7 - Quiz
Met welk nummer is het deel aangegeven dat de penis in erectie brengt?
A
1
B
2
C
3
D
7
Slide 8 - Quiz
onderdeel van de penis dat vocht voor de sperma kan maken
A
Eikel
B
Balzak
C
Zwellichamen
D
eikel
Slide 9 - Quiz
sleepvraag: sleep de woorden naar de juiste getallen
Zaadleider
Urineblaas
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Penis
Bijbal
Zaadbal
Balzak
Urinebuis
Eikel
Voorhuid
Slide 10 - Question de remorquage
Dit deel van het mannelijk geslachtsorgaan slaat de spermacellen tijdelijk op
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Zaadblaasjes
D
Zwellichamen
Slide 11 - Quiz
Waardoor veroorzaakt een gesteriliseerde man geen zwangerschappen meer?
A
heeft geen ballen meer
B
heeft geen penis meer
C
urinebuis is afgesloten
D
zaadleider is afgesloten
Slide 12 - Quiz
Waar in het vrouwelijk geslachtsorgaan kan het eitje worden bevrucht door een zaadcel?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
zaadleider
Slide 13 - Quiz
Wat is nummer 5
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas
Slide 14 - Quiz
Hierin ontwikkelt een embryo zich
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok
Slide 15 - Quiz
Waarin worden de eicellen rijp?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Eierstok
D
Vagina
Slide 16 - Quiz
Waar komen zaadcellen de eicel tegen?
A
in de baarmoeder
B
in een eileider
C
in de vagina
Slide 17 - Quiz
eierstokken
De eileider
de baarmoeder
maagdenvlies
clitoris
Hier worden de eicellen gemaakt
Vervoert rijpe eicel richting baarmoeder
Hierin groeit het ongeboren kindje
randje slijmvlies aan begin van vagina
Gevoelig voor seksuele prikkels
Slide 18 - Question de remorquage
Rond welke dag vindt de ovulatie plaats tijdens de menstruatiecyclus?
A
0
B
4
C
14
D
28
Slide 19 - Quiz
wat gebeurt er tijdens dag 1 t/m 5
A
ovulatie
B
innesteling
C
menstruatie
D
bevalling
Slide 20 - Quiz
Hoe heet het vrijkomen van de eicel uit de eierstok?
A
bevruchting
B
ongesteldheid
C
ovulatie
D
vruchtbaarheid
Slide 21 - Quiz
Tekst
Tekst
Tekst
Te
teelballen
zaadleiders
de prostaat
bijballen
zaadblaasjes
hier worden zaadcellen gemaakt
opslagplaats voor zaadcellen
zorgen voor het vervoer van zaadcellen
voegen vocht toe aan de zaadcellen
voegt vocht en voedingsstoffen toe aan zaadcellen
Slide 22 - Question de remorquage
1. Waar in het lichaam van de vrouw vindt de bevruchting van de eicel plaats? 2. En waar vindt de innesteling plaats?
A
1. eierstok
2. eileider
B
1. eierstok
2. baarmoeder
C
1. eileider
2. baarmoeder
D
1. baarmoeder
2. baarmoeder
Slide 23 - Quiz
Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting
Slide 24 - Quiz
Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een eeneiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen
Slide 25 - Quiz
sleepvraag: sleep de woorden naar de juiste plek in de afbeelding
zaad
beginsel
stempel
eicel
vrucht
beginsel
bloem
bodem
stijl
Slide 26 - Question de remorquage
Timo vraagt zich af of de populier zich geslachtelijk voortplant. Is uit bovenstaande beschrijving van Timo af te leiden of de populier zich geslachtelijk kan voortplanten?Leg je antwoord uit.
Slide 27 - Question ouverte
Zwarte populieren hebben windbestuiving. Noteer een kenmerk van bloemen met windbestuiving.
Slide 28 - Question ouverte
Uit knoppen aan de wortels van een zwarte populier kunnen nieuwe zwarte populieren groeien. Een bioloog wil van een groepje van vier zwarte populieren bepalen of ze uit aparte zaden opgegroeid zijn, of uit de wortels van één boom. Hij onderzoekt daarvoor het DNA van elke boom. Uit het resultaat trekt hij de conclusie dat de bomen uit één boom zijn ontstaan. Leg uit wat het resultaat van het DNA-onderzoek was.
Slide 29 - Question ouverte
De komende vragen gaan over kruiden
De volgende vraag gaat over deze informatie
Slide 30 - Diapositive
Heeft er vóór de oogst van kruidnagels bevruchting plaatsgevonden in de bloemen van de kruidnagelboom? En heeft er vóór de oogst van de bessen bevruchting plaatsgevonden in de bloemen van de peperplant?
A
in geen van beide
B
alleen in de bloemen van de kruidnagelboom
C
alleen in de bloemen van de peperplant
D
in allebei de bloemen
Slide 31 - Quiz
Deze vragen gaan niet meer over kruiden
Slide 32 - Diapositive
In de afbeelding hieronder zie je een doorsnede van de stamper van een kersenbloem. Heeft bij deze bloem bestuiving plaatsgevonden? En heeft er bevruchting plaatsgevonden?
A
geen van beide
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen van beide
Slide 33 - Quiz
deze informatie is voor de komende twee vragen
Slide 34 - Diapositive
Hoe heet het deel van een vrouwelijke bloem waaruit een banaan groeit?
Slide 35 - Question ouverte
Er bestaan wilde bananenplanten met genen die deze planten ongevoelig maken voor schimmelziekten. Het is niet mogelijk om deze genen door kruisingen over te brengen in bananenplanten die gebruikt worden voor de bananenteelt. Leg uit waardoor zulke kruisingen niet mogelijk zijn.
Slide 36 - Question ouverte
In de afbeelding zie je een bloem van een grasplant. Omdat bijen niet op dit type bloem afvliegen, bestaat er ook geen honing van deze plantensoort. Leg uit waarom bijen niet op dit type bloem afvliegen.