Test jezelf periode 1

Test jezelf 
De toets in de toetsweek bestaat uit vier onderdelen: 
  • taalverzorging: hoofdletters en leestekens
  • leesvaardigheid: tekststructuur (inleiding, kern, slot), onderwerp, hoofdgedachte, deelonderwerpen en kernzinnen
  • woordenschat 

In deze LessonUp ga je oefenen met al deze onderdelen. 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Test jezelf 
De toets in de toetsweek bestaat uit vier onderdelen: 
  • taalverzorging: hoofdletters en leestekens
  • leesvaardigheid: tekststructuur (inleiding, kern, slot), onderwerp, hoofdgedachte, deelonderwerpen en kernzinnen
  • woordenschat 

In deze LessonUp ga je oefenen met al deze onderdelen. 

Slide 1 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens
Leerdoelen
  • Ik weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.
  • Ik kan in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
  • Ik kan uitleggen hoe interpunctie of hoofdlettergebruik de betekenis van een woord en/of zin bepaalt.
  • Ik kan zelf goede zinnen maken met of voorbeelden vinden van bijzonderheden met hoofdletters en leestekens.

Slide 2 - Diapositive

Welk antwoord is goed?
A
's Nachts
B
's nachts
C
'S nachts
D
'S Nachts

Slide 3 - Quiz

Welk antwoord is goed?
A
Pasen
B
pasen

Slide 4 - Quiz

Welk antwoord is goed?
A
franse les
B
Franse les
C
Franse Les
D
franse Les

Slide 5 - Quiz

Voeg hoofdletters toe:
mevrouw van dijk brengt op maandag altijd haar hond naar utrecht.

Slide 6 - Question ouverte

Voeg hoofdletters toe:
arend-jan gaat vaak tijdens de kerst op vakantie in het zuiden van nederland

Slide 7 - Question ouverte

Zet in de volgende zin hoofdletters en leestekens waar nodig
er zijn drie dingen die je kunt doen bij tegenslag: doorgaan opgeven of iets nieuws beginnen

Slide 8 - Question ouverte

Onderstaande zin kun je met én zonder komma schrijven. Leg uit wat de zin betekent als je een komma gebruikt. Doe dit ook voor de zin zonder komma.

ik bel je (,) opa

Slide 9 - Question ouverte

Hoofdletters en leestekens
Twee of meer vragen fout?

  • maak de oefenbladen in de studiewijzer die gaan over hoofdletters en leestekens.
  • Oefen op de website www.cambiumned.nl met hoofdletters en leestekens. 
  • Maak opnieuw de oefeningen uit Kern die gaan over hoofdletters en leestekens.  

Slide 10 - Diapositive

Leesvaardigheid
Leerdoelen
- Ik weet uit welke onderdelen een tekststructuur bestaat.
- Ik kan een inleiding, middenstuk (kern) en slot in een tekst herkennen.
- Ik kan de structuur van een tekst aanwijzen en uitleggen wat de functie ervan is.
- Ik weet wat een onderwerp, hoofdgedachte, deelonderwerpen en kernzinnen zijn en hoe ik deze in een tekst kan vinden.
- Ik kan het onderwerp, de hoofdgedachte, de deelonderwerpen en de kernzinnen in een tekst herkennen.
- Ik kan in eigen woorden uitleggen wat het onderwerp, de hoofdgedachte, deelonderwerpen en kernzinnen in een tekst zijn.





Slide 11 - Diapositive

Op de volgende slide staat de leestekst. Je kan voor het beantwoorden van de vragen steeds terug naar deze slide. Succes!

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Algemene tips
  1. De vragen staan (bijna) altijd op volgorde van de tekst. 
  2. De tekst is jouw antwoordenboekje. 
  3. Maak van de vraag het begin van jouw antwoord. Op die manier maak je er een soort invuloefening van. 
  4. Kijk eerst of je de vraag begrijpt, zo niet: pluis hem uit. 
  5. Wees uitgebreid, een docent moet aan jouw antwoord EXACT kunnen zien wat je bedoelt. 

Slide 16 - Diapositive

1. Bekijk de tekst. Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 17 - Question ouverte

2. Op welk vliegveld landde het vliegtuig en waar moest het vliegtuig eigenlijk landen?

Slide 18 - Question ouverte

3. Waarom landde het vliegtuig niet in Auckland?

Slide 19 - Question ouverte

4. Wat zijn de gevolgen voor de passagiers?

Slide 20 - Question ouverte

5. Hoe komt het dat het vliegtuig niet voor vertrek werd geïnformeerd van de situatie in Auckland?

Slide 21 - Question ouverte

6. Wat is de kernzin van de inleiding?

Slide 22 - Question ouverte

7. Wat kan het deelonderwerp zijn van de tweede alinea?

Slide 23 - Question ouverte

8. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 24 - Question ouverte

Leesvaardigheid
Twee of meer vragen fout?

  • maak de oefenbladen in de studiewijzer die gaan over leesvaardigheid.
  • Oefen op de website www.cambiumned.nl met leesvaardigheid.
  • Maak opnieuw de oefeningen uit Kern die gaan over leesvaardigheid.

Slide 25 - Diapositive

Woordenschat 
Leerdoelen
  1. Ik weet de betekenis van de woorden uit de woordenlijst.
  2. Ik kan de woorden uit de woordenlijst invullen in een gegeven tekst.
  3. Ik kan nieuwe zinnen maken met de woorden uit de woordenlijst. 

Slide 26 - Diapositive

Opdracht
Wat betekenen de woorden? Vul in!

Slide 27 - Diapositive

economie

Slide 28 - Question ouverte

documentaire

Slide 29 - Question ouverte

het publiek

Slide 30 - Question ouverte

Opdracht
Kies het juiste woord: welk woord past het beste in de zin?

Slide 31 - Diapositive

Hij heeft geld gestolen en mensen opgelicht, dat is ...!
A
fraude
B
nauw
C
collectief

Slide 32 - Quiz

Hij kan niet meer in zijn geboorteland wonen, dus hij ... nu in Nederland.
A
stijgt
B
verblijft
C
doneert

Slide 33 - Quiz

Hij deed haar expres pijn, dus hij deed dat ...!
A
nauw
B
persoonlijk
C
opzettelijk
D
collectief

Slide 34 - Quiz

Opdracht
Maak een zin met de volgende woorden.

Let op: uit de zin moet duidelijk te zien zijn dat jij weet wat het woord betekent!

Laat je zinnen door de docent of een klasgenoot controleren

Slide 35 - Diapositive

Maak een zin met het woord: tentoonstelling

Slide 36 - Question ouverte

Maak een zin met het woord:
stijgen/gestegen

Slide 37 - Question ouverte

Maak een zin met het woord: fraude

Slide 38 - Question ouverte

Woordenschat
Twee of meer vragen fout?

  • Overhoor de woordjes met Quizlet, flashcards of een klasgenoot
  • Maak nieuwe zinnen met de woordjes in je schrift en laat deze controleren door de docent/een klasgenoot

Slide 39 - Diapositive