Voorbereiding toets Grammatica en Spelling hoofdstuk 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Welkom! 

Deze les: 

Huiswerkcheck 

Herhaling van alle onderwerpen voor de toets

MAANDAG: Toets grammatica en spelling hoofdstuk 3.4 & 3.5 

Hoe onderscheid je hoofdzinnen van bijzinnen?

Hoe vind je de persoonsvorm in een samengestelde zin?

1. Vraagzin maken
2. Eerst het onderwerp zoeken en dan wie + o
3. Tijd van de zin veranderen. Het woord dat verandert, is PV.

Hoofdzinnen en bijzinnen

Stap 1: zoek pv (verander de tijd van de zin)

Stap 2: zoek onderwerp (wie/wat + pv)

Stap 3: bekijk de positie van pv en o. Staat pv voor of achteraan? Staan pv en o naast elkaar of zijn ze gescheiden?

Stap 4: onderscheid hoofdzin en bijzin. 

Het feest kan beginnen, want wij zijn binnen. 

Met welke voegwoorden begint een lv-zin vaak?

1. maar
2. dat / of
3. dat / en
4. omdat / en

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Wat is het lijdend voorwerp?

Wij gaan brood kopen.

1. Wij
2. Gaan
3. Brood
4. Kopen

LV-zin

Wie of wat + gezegde + onderwerp + pv 

Wij gaan brood kopen
wie/wat gaan wij kopen? = brood. 

Hij vroeg haar of hij achter op haar fiets mocht meerijden.

Wat is een bijwoordelijke bepaling?

Bijwoordelijke bijzin

Onderscheid eerst de hoofd- en bijzin. 

Daarna ga je kijken naar de bijzin. Geeft de bijzin meer informatie over tijd, reden, oorzaak, gevolg of waarde? Dan is het een BWB! 

In de toets krijg je de vraag of iets een LV of een BWB zin is. Je moet dus zorgen dat je het verschil tussen die twee soorten bijzinnen kent! 

Leer de voegwoorden en de woordgroepen waarmee je een bijzin kan vervangen! 

Welk hulpwerkwoord hoort bij de toekomende tijd?

1. zijn
2. zullen
3. hebben
4. blijven

Hoe weet je het verschil tussen voltooid of onvoltooide tijd?

In welke tijd staat deze zin:

Hij zou gezwaaid hebben

1. v.v.t.t.
2. v.t.t.t.
3. o.v.t.t.
4. o.t.t.t.

LET DUS OP DE HULPWERKWOORDEN!!

Zullen: toekomende tijd

Hebben / zijn: voltooide tijd 

Wanneer spreken we van een foutieve samentrekking?

Wat is er met jou

1. Gebeurt
2. Gebeurdt
3. Gebeurd
4. Gebeurtd

Wanneer gebruik je de regels van 't Kofschip x

1. Als de laatste letter van de ik vorm erin zit.
2. Als de laatste letter van de stam erin zit.

Voltooid en tegenwoordig deelwoord

Stap 1: bedenk of het betreffende woord een voltooid deelwoord is of een pv

PV: in tegenwoordige tijd = ik vorm + t (denk aan het schema)
Voltooid deelwoord: dan staat er een hulpwerkwoord bij (bijv. is of zijn). 

Stap 2: is het een voltooid deelwoord? Dan moet je ontdekken hoe je het schrijft. Pas 't Kofschip x toe. 

Je gebruikt een hoofdletter aan het begin van de zin

1. Waar
2. Niet waar

Feestdagen en historische gebeurtenissen schrijven we met een kleine letter

1. Waar
2. Niet waar

Wanneer een zin begint met een getal, schrijf je daarna een hoofdletter

1. waar
2. niet waar

Is de volgende spelling juist of onjuist als het aan het begin van de zin staat:
's Avonds

1. Juist
2. Onjuist