H5 Formuleren - variëren in zinslengte

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Hoe maak je ook alweer lange zinnen?

1. Je gebruikt een puntkomma.
2. Je gebruikt een dubbele punt.
3. Je gebruikt voegwoorden.
4. Je gebruikt signaalwoorden.

Wanneer maak je als schrijver snel een zinsbouwfout?

1. Als je korte zinnen schrijft.
2. Als je een lange zin schrijft.
3. Als je je spelling niet op orde hebt.
4. Als je lang van stof bent.

Wat is voor een lezer makkelijker lezen?

1. een samengestelde zin is beter te lezen dan enkelvoudige zin.
2. hoofdzinnen zijn moeilijker te lezen dan bijzinnen

Hoe herken je enkelvoudige zinnen?

1. Door meerdere persoonsvormen en een of meerdere voegwoord
2. Door één persoonsvorm en géén voegwoord

Hoe herken je samengestelde zinnen?

1. Door meerdere persoonsvormen en een of meerdere voegwoorden
2. Door één persoonsvorm en géén voegwoord

Klik op de 3
enkelvoudige zinnen.

1. Ik loop naar huis.
2. Mijn moeder is lief.
3. Ik viel, maar ik had geen pijn.
4. Papa laat een windje.

Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden komen voor in...

1. Enkelvoudige zinnen
2. Samengestelde zinnen

Samengestelde zin

Enkelvoudige zin

Vandaag leer ik over samengestelde zinnen.

Ik ga naar school, omdat ik slim wil worden.

Ik kan een moeilijke en lange samengestelde zin herkennen.

Deze stof vind ik makkelijk en ik hoef niet veel te leren.

Bepaal in onderstaande zinnen: samengesteld of enkelvoudig?

Hij weet wat hij kan.

1. samengesteld
2. enkelvoudig

a. Merel geeft de fles aan de baby die zij uit de magnetron haalt.
b. Merel haalt de fles uit de magnetron en geeft deze aan de baby.

1. Zin a is beter
2. Ze zijn beide niet goed
3. Ze zijn beide goed
4. Zin b is beter

a. Mannen kiezen vaker dan vrouwen ijs als dessert.

b. Mannen kiezen vaker ijs dan vrouwen als dessert.

1. Ze zijn beide niet goed.
2. Zin a is beter.
3. Zin b is beter.
4. Ze zijn beide niet goed

Welke zin is beter?

1. Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.

2. Tim heeft een waakzame hond die heel groot is.

1. zin 1
2. zin 2

Wat is er minder goed aan deze zin?

Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.

1. te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
2. OW en gezegde te ver uit elkaar
3. voorwaarde niet bij het zinsdeel waar het bijhoort
4. delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Welke zin is beter?
1. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, maar ze heeft nog geen trouwjurk gekocht.
2. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, hoewel ze nog geen trouwjurk gekocht heeft.

1. Zin 1
2. Zin 2

Wat is er minder goed aan deze zin?

Mijn zus gaat binnenkort trouwen, hoewel ze nog geen trouwjurk gekocht heeft.

1. te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
2. OW en gezegde te ver uit elkaar
3. voorwaarde niet bij het zinsdeel waar het bijhoort
4. delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Welke zin is beter?
1. Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.
2. Een patiënt kan veel zieker worden wegens gebrek aan medicijnen.

1. Zin 1
2. Zin 2

Wat is er minder goed aan deze zin?

Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.

1. te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
2. OW en gezegde te ver uit elkaar
3. andere werkwoorden te ver van de persoonsvorm
4. delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Wat is er minder goed aan deze zin?

Denk jij dat die jongen hem na heeft geaapt?

1. te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
2. OW en gezegde te ver uit elkaar
3. voorwaarde niet bij het zinsdeel waar het bijhoort
4. delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Correcte zin

Niet zo correct!

Docent zijn is een leuk en een erg uitdagend beroep.

Denk jij dat hij eerlijk voor zijn fout zal uitkomen?

Dat huis zal binnenkort wegens instortingsgevaar gesloopt worden.

Ik denk dat de bloemen mooi zullen bloeien als het mooi weer blijft.

Mijn tante wil graag gymdocent worden, hoewel ze helemaal niet sportief is.

Terwijl je in de trein zit, kun je mooi je proefwerk leren.

1. Nevenschikkend
2. Onderschikkend

Joep begon te schreeuwen, omdat hij het zat was

1. Nevenschikkend
2. Onderschikkend

Hij deed de afwas en bracht de auto naar de garage

1. Nevenschikkend
2. Onderschikkend